Winkel voor huishoudelijke artikelen
in de Abruzzen. Je kunt er ook koffie krijgen en je haar laten
knippen. |
Levensmiddelenwinkeltje in een dorp
in Zuid-Italië. |
'Ipermercato', niet ver van het
winkeltje hierboven. |
Milaan is het economisch centrum van
Italië |
Opmerking: tenzij anders vermeld zijn de gegevens bijgewerkt tot 2004.
Italië leefde tot de tweede wereldoorlog voornamelijk van de landbouw. Pas na de oorlog is de industrie tot ontwikkeling gekomen. Sindsdien is het land uitgegroeid tot een van de belangrijkste industrielanden ter wereld.
Geschiedenis
De economische ontwikkeling van Italië, die tot halverwege de 20ste eeuw ver achter lag bij veel andere landen van west Europa, heeft na de tweede wereldoorlog een enorme inhaalslag gemaakt.
Na de oorlog volgde de wederopbouw en tot 1955 veranderde er veel. Het particuliere ondernemerschap werd hersteld en de Italiaanse markt werd geliberaliseerd en geopend voor andere West-Europese landen. Helaas bleef de werkloosheid groot.
In 1956 brak een periode van grote economische voorspoed aan. De grote werkloosheid bleef, maar dat was een goed argument om de lonen laag en de vakbonden koest te houden. Met lage lonen, grote investeringen, lage inflatie, een evenwichtige betalingsbalans, een grote buitenlandse vraag naar 'made in Italy', technische vernieuwing en snelle industrialisatie, groeiden de Italiaanse export én winsten explosief. De werkloosheid werd intussen verminderd door emigratie van grote aantallen Italianen naar andere Europese landen.
Het economisch wonder was vooral te danken aan de export. De op de binnenlandse markt gerichte industrie en dienstensector hadden te maken met een lage productiviteit, geringe investeringen, laag geschoold personeel en - wat de staatsbedrijven betreft - met partijpolitieke vriendjespolitiek. In 1963 stagneerde de groei even, onder meer door looneisen van de vakbonden, maar toen de werkloosheid begon te stijgen moesten de vakbonden inbinden. Daarna draaide de economie weer op volle toeren.
In 1968 ontstond er opnieuw arbeidsonrust. Er was intussen wereldwijd verzet ontstaan tegen 'het establishment' en 'het kapitaal'. Dat verzet werd aangevoerd door studenten en jonge arbeiders. In Italië was, ondanks het economisch wonder, de levensstandaard van de lagere sociale klassen nog steeds bedroevend laag. Zij eisten hun deel van de welvaart. De arbeidersbeweging was nu veel sterker dan in '63. Bovendien was de werkloosheid laag, en dus geen reden om terughoudend te zijn. De vakbonden eisten niet alleen meer loon, maar ook betere arbeidsomstandigheden en -voorwaarden. Stakingen waren aan de orde van de dag, vooral na de 'hete herfst' van 1969. In 1970 kregen de arbeiders de Arbeidersstatuten. Meer loon kregen ze ook. De salarissen groeiden zelfs explosief, met een even hoge inflatie tot gevolg. Bedrijven probeerden met reorganisaties het hoofd boven water te houden.
In 1973 volgde de oliecrisis. De prijzen van ruwe olie stegen enorm. In Italië, kwam dat hard aan omdat het land erg afhankelijk is van buitenlandse energie. Vanwege de hoge inflatie in Italië werd de vaste wisselkoers met andere Europese valuta in '73 losgelaten. De waarde van de lira daalde toen snel. Met drastische bezuinigingen en een nieuw belastingstelsel wist de Italiaanse regering de crisis de baas te worden. In 1975 was het dieptepunt bereikt.
De continue devaluatie van de Italiaanse Lire ten opzichte van andere valuta verstoorde het evenwicht in de Europese markt. Daarom werd in 1978 besloten tot vaste wisselkoersen in het Europese Monetaire Systeem. Italië deed vanaf '79 mee.
Wat kostte een dollar in Italiaanse Lires?
Jaar
Prijs in lires
1900
5,5
1920
20,5
1937
19
1960
620
1975
653
1980
855
1981
1138
1982
1352
1993
1571
1994
1611
1995
1629
1996
1533
1997
1702
1998
1736
1999
1840
2000
2100
In de jaren '80 werd ernst gemaakt met de sanering van de economie. De staatsschuld - en daarmee de rentelast - bleven echter extreem hoog. De politieke partijen smeerden in die tijd de economie ruimhartig met lires, in ruil voor stemmen, dus bezuinigen zat er niet in. Daarom werd het overheidstekort bestreden door meer geld te drukken en de belastingen te verhogen.
De Italiaanse economie slaagde er toch niet in gelijke tred te houden met de rest van Europa. De inflatie was in Italië veel hoger, waardoor het land gaandeweg onbetaalbaar werd en Italianen elders in Europa alles konden kopen wat ze hebben wilden. De situatie werd onhoudbaar en in 1992 werd Italië uit het Europees Monetaire Systeem gegooid. Een enorme devaluatie was het gevolg... maar we konden weer in Italië op vakantie.
In hetzelfde jaar werden in Maastricht de voorwaarden afgesproken voor het toetreden tot de Europese Monetaire Unie. Met veel kunst en vliegwerk haalde Italië het examen voor de Monetaire Unie en nam daaraan deel vanaf het begin: 1 januari 1999. Het lukt Italië echter niet om binnen de normen van Maastricht te blijven. In 2004 was de staatsschuld 106,6% van het Bruto Binnenlands Product (Nederland 55,7%), het financieringstekort 3,2% (Nederland 2,5%) en de inflatie 2,3% (Nederland 1,4%).
Italië exporteert veel levensmiddelen (deegwaren, sauzen, kaas, vleeswaren, koffie, wijn, likeuren), textiel, kleding, lederwaren, artikelen van rubber en kunststof, machines en mechanische (huishoudelijke) apparaten, auto's en voertuigen.
Het land is voor 75% afhankelijk van buitenlandse energie en kocht in 2004 voor ruim 29 miljard euro aan brandstof in het buitenland. De olieprijs heeft dus grote invloed op de Italiaanse economie (een derde deel van de olie komt uit Libië - Italië is mede daarom nogal gehecht aan een goede relatie met de Noord-Afrikaanse buren). Ook voor grondstoffen is Italië erg afhankelijk van het buitenland.Kleinschaligheid
Kleinschalig garagebedrijf in
Tropea, Calabrië. |
De ruggengraat van de Italiaanse economie wordt gevormd door kleine zelfstandigen. Italië heeft ruim 4 miljoen bedrijven en dat is, in verhouding tot het inwoneraantal, het grootste aantal van Europa. Van die bedrijven heeft 98% minder dan twintig werknemers. Er zijn veel familiebedrijven bij. Zo'n dertig procent van de beroepsbevolking werkt zelfstandig, de duizenden zwarte bedrijfjes niet meegerekend.
Bedrijven zijn vaak regionaal georiënteerd en ook banken zijn dikwijls streekgebonden en relatief klein. Zakelijke relaties zijn daardoor vaak ook heel persoonlijk en daardoor valt er veel te regelen.
Door die kleinschaligheid is het Italiaanse bedrijfsleven flexibel, origineel, kent het veel variatie en levert het hoge kwaliteit. De kleine bedrijven geven de Italiaanse economie zijn grote veerkracht. Het bedrijfsleven is echter ook slecht georganiseerd en inefficiënt en de vraag is of die kleine bedrijven in de wereldmarkt stand kunnen houden. China is een geduchte concurrent geworden, maar voorlopig kunnen de Italiaanse bedrijven nog profiteren van het imago van stijl, goede smaak en kwaliteit en de prestigieuze merknamen die dat heeft opgeleverd. Opvallend is dat in elkaars nabijheid vaak veel bedrijven te vinden zijn die hetzelfde produceren. Er zijn zelfs hele steden of streken met een bepaalde 'specialiteit' zoals schoenen, meubels of kleding (zie tabel onder aan deze pagina).
In de binnenstad van Rome zijn veel kleine bedrijfjes te vinden, meestal gespecialiseerd in een of ander handwerk. Je vindt er onder meer matrassenmakers, meubelmakers, lijstenmakers, mandenmakers, edelsmeden en heel veel antiekrestaurateurs. In Rome zijn de kleine, ambachtelijke bedrijfjes haast een luxe-verschijnsel. Anders is dat in Napels, waar vele "werklozen" hun boterham verdienen in illegale werkplaatsen, waar zij tegen zeer lage lonen en onder slechts arbeidsomstandigheden vooral kleding en lederwaren vervaardigen.
'Venditore ambulante' aan de kust
van Campanië. |
Een ander opvallend fenomeen in de Italiaanse economie is de economia sommersa, de 'onderwatereconomie'. De omvang daarvan is gigantisch. In 2003 was de omvang van zwart werk naar schatting 13,4% van de arbeidsplaatsen en 15,8% van de gehele economie, wat neer komt op 205 miljard euro. Een derde van het zwarte werk komt voor rekening van het zuiden en de eilanden. In de landbouw van Calabrië bijvoorbeeld, werkt meer dan de helft zwart, in de bouw is dat 41,8% en in de dienstensector 24,3%.
De groei van de zwarte economie wordt toegeschreven aan het toenemende aantal illegalen, de economische crisis, de hoge (gemeentelijke) belastingen en de criminaliteit (maffia). De fiscus loopt jaarlijks tientallen miljarden aan belastinggeld mis door het zwarte werk.
Landbouw
Harde tarwe is een van de
belangrijkste landbouwproducten van Basilicata. Hier de heuvels
na de oogst. |
De landbouw is in Italië een krimpende sector. In 1971 was nog 20,1% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw, in 1991 nog 8,4% en in 2004 nog maar 4,4%. Het agrarisch gebied, vooral het moeilijk te bewerken berg- en heuvelland, raakt langzaam ontvolkt. In 1951 woonde 64,5% van de mensen in de heuvels of de bergen, in 1991 nog maar 52,4%. De boerderijen worden dikwijls verlaten of verkocht aan mensen uit de stad of het buitenland, die ze een toeristische bestemming geven. Belangrijke landbouwproducten zijn voedergewassen, harde tarwe, consumptiedruiven en olijven (zuiden), maïs (noorden), wijndruiven en tomaten. Opvallend zijn de teelt van citrusvruchten (Sicilië en Calabrië), rijst (Piëmonte) en fruit (vooral Trentino, Emilia Romagna, Campanië).
Italië heeft een aanzienlijke productie van melkproducten en vlees, maar dat is lang niet voldoende voor de eigen markt. Beide worden veel geïmporteerd.
Industrie
De Italiaanse industrie is pas na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling gekomen. Sindsdien is het land uitgegroeid tot een van de belangrijkste industrielanden ter wereld (lid van de G8). Van de beroepsbevolking is 30,6% werkzaam in de industrie. Het zwaartepunt van de industrie ligt in de zogenaamde industriële driehoek (Milaan, Turijn, Genua), maar ook elders in het land zijn belangrijke industriegebieden ontstaan. Buiten de industriële driehoek hebben Toscane, de Veneto en Emilia-Romagna ook veel lichte industrie, terwijl zware industrie bijvoorbeeld te vinden is in de omgeving van Venetië (Veneto), La Spezia (Ligurië), Napels (Campanië), Taranto en Brindisi (Apulië), Gela (Sicilië) en op diverse plaatsen op Sardinië. Zie ook de tabel onderaan de pagina.
Dienstensector
De dienstensector groeit snel. Van de beroepsbevoling is 65% werkzaam in de dienstensector. De sector draagt voor 69% bij aan het BBP.
Toerisme
Er zijn twee miljoen mensen direct of indirect afhankelijk van het toerisme en die verdienen daar samen meer dan 58 miljard euro per jaar aan, waarvan 23,5 miljard wordt binnengebracht door buitenlandse toeristen. Dat zijn er ieder jaar zo'n 35 miljoen.
De buitenlandse toeristen komen voornamelijk voor de natuur (21%), voor de kunststeden (32%) en voor de zee en de meren (38%).
Nederlanders gaan het liefst naar de ...
- bergen (Trentino, Zuid-Tirol);
- meren (Lago Maggiore, Comomeer, Gardameer en de meren van Trasimeno, Bracciano en Bolsena);
- zee (Ligurië, Toscane, Veneto en Emilia Romagna);
- cultuurlandschap (Toscane);
- kunststeden (Venetië, Florence en Rome).
Noord-zuid problematiek: la questione meridionale
De jarenlange sponsoring van het
zuiden door de 'Cassa per il Mezzogiorno' heeft niet veel
opgeleverd. |
Fiat Sud, bij Melfi (Basilicata) is
een voorbeeld van een investering die de economie van het zuiden
versterkt. |
Woonwijk in Apulië. |
Een probleem waar Italië al sinds de eenwording in 1861 mee worstelt, is het grote verschil in ontwikkeling tussen het noorden en het zuiden van het land. De Mezzogiorno, zoals het zuiden in het Italiaans wordt genoemd, omvat de regio's Abruzzen, Molise, Campanië, Apulië, Basilicata, Calabrië, Sicilië en Sardinië. Historisch was het gebied achtergesteld omdat het altijd een wingewest geweest was van de Anjou's, de Bourbons, de Aragonezen en de Oostenrijkers. Handel en industrie bestonden nauwelijks. Er was een sterke agrarische en feodale traditie waarin voor eigen initiatief nauwelijks ruimte was. Het meeste en beste land was in handen van grootgrondbezitters. De domeinen (latifundia) werden bewerkt door dagloners of verpacht aan kleine boeren. Dikwijls woonden de eigenaren van de grond op grote afstand (absentheïstisch grootgrondbezit). Ze lieten het beheer dan over aan rentmeesters. Deze vroegen meer pand dan zij afdroegen en stopten het verschil in eigen zak. Uiteindelijk waren zij vaak in staat de grond te kopen. Zo ontstond de zogenaamde borghesiaklasse. Het klimaat was (en is) er ongunstig met hete en droge zomers maar ook met hevige stortbuien die de aarde wegspoelen.© COPYRIGHT 2006 BELPAESE.NL N.JONGENEEL
Al vanaf de eenwording van Italië heeft de regering tal van initiatieven genomen om het zuiden te ontwikkelen. In 1904 werd in Bagnoli bij Napels bijvoorbeeld het eerste industriegebied van het zuiden geopend (ILVA-Italsider). Voor ondernemers kwamen er tal van aantrekkelijke fiscale en financiële regelingen. Het lukte echter niet om een zelfstandige industriële ontwikkeling in gang te zetten waardoor het zuiden ten opzichte van het noorden een bijna koloniale afhankelijkheid bleef vertonen. In de landbouw bleven de broodnodige hervormingen, die een eind moesten maken aan het grootgrondbezit, uit. veel bewoners van het zuiden kozen het zekere voor het onzekere en verlieten het gebied om elders te gaan werken. Tussen 1901 en 1913 vertrokken jaarlijks 300.000 mensen naar een ander werelddeel. In de jaren '20 lag dat aantal op 85.000 en in de jaren '30 op 15.000, totdat emigratie door het fascistische regime werd verboden. Tijdens het fascistische bewind werd er door staatsbedrijven fors geïnvesteerd in de industrie van het zuiden. In de landbouw verslechterde de situatie echter.
In de fase van wederopbouw, meteen na de Tweede Wereldoorlog, had men kunnen besluiten tot een moderne industriële ontwikkeling van het zuiden, om zodoende arbeidsplaatsen te scheppen voor de snel groeiende bevolking, maar dat deed men niet. Alleen de landbouw werd bevorderd. Het gevolg was dat men weer begon weg te trekken. In de jaren '50 steeg de emigratie naar een ander werelddeel tot meer dan 50.000 per jaar, maar dat aantal nam sterk af door de groeiende welvaart in Europa. Nieuwe emigratiegebieden werden België, Duitsland en het noorden van het eigen land. In 1997 vertrokken uit het zuiden nog steeds 55.000 gezinnen meer dan dat er binnenkwamen. Honderdduizenden mannen gingen elders werken zonder hun gezin mee te nemen, waardoor Zuid-Italiaanse dorpen vooral werden bewoond door vrouwen, kinderen en bejaarden.
Tot dan toe was men ervan overtuigd geweest dat 'de markt' ook in het zuiden wel automatisch voor ontwikkeling zou zorgen. Maar dat gebeurde niet. De enige markt die bloeide, als nooit tevoren, was die van de georganiseerde misdaad.
Na de Tweede Wereldoorlog was de achterstand van het zuiden nog steeds enorm. Het ontbrak er aan goed onderwijs en aan moderne infrastructuur. Het voorzieningenniveau was er zeer laag. Bedrijven waren er niet goed georganiseerd en werkten met verouderde productie- of landbouwmethoden.
De centrale overheid besloot uiteindelijk tot een speciale interventie, een doelgericht optreden om het zuiden op het niveau van de rest van Italië te brengen. In 1950 werd daartoe de Cassa per il Mezzogiorno opgericht. Een ontwikkelingsfonds voor het zuiden. Aanvankelijk werd voornamelijk geïnvesteerd in landbouw en landbouwhervormingen, vervolgens ook in infrastructuur en publieke werken en tenslotte in de (zware) industrie. De Cassa per il Mezzogiorno was ook een geldstroom waar vrienden van politici, en ook weer hun vrienden, jarenlang hun zakken mee vulden. Sinds de jaren '50 is veel land van verwaarloosd grootgrondbezit toegewezen aan coöperatieve bedrijven. Veel boeren kregen eigen grond maar hun bedrijven waren weinig winstgevend doordat de percelen te klein waren, de irrigatie onvoldoende en de bodem te schraal. Al snel zag men zich opnieuw genoodzaakt tot schaalvergroting en kwamen de met staatssteun gebouwde boerderijtjes leeg te staan.
De Cassa per il Mezzogiorno werd in 1984 opgeheven maar tot 1992 bleef het zuiden ontwikkelingsgebied en kon het profiteren van geld uit Rome in het kader van een intervento straordinario. Daarna werd de wet vervangen door wet 499/1992, die het mogelijk maakt overheidsfinanciering aan te vragen voor bepaalde projecten.
Uiteindelijk leverden de enorme investeringen niet op waar ze voor bedoeld waren geweest: een zuiden dat economisch op eigen benen kon staan. De enorme industrieprojecten (kathedralen in de woestijn), verslonden veel geld maar leverden nauwelijks banen op en werden niet de groeikernen waaruit allerlei andere economische activiteit ontstond. Er worden nog steeds veel te weinig hoogwaardige en arbeidsintensieve producten gemaakt. Veel van de kostbare en ambitieuze infrastructurele werken zijn half voltooid en liggen weg te rotten omdat er geen geld meer is voor onderhoud.
Een vergelijking tussen het noorden en de mezzogiorno (het centrum is buiten beschouwing gelaten) laat zien dat het zuiden nog altijd een flinke achterstand heeft.
Bron: ISTAT
noorden
Mezzogiorno
Bevolking (2005)
26.469.091
20.747.325
BBP per hoofd van de bevolking (2005)
27.500
16.271
Gemiddelde uitgaven per maand per gezin (2004)
2.689
1.915
Export in 2005 (in miljoenen euro)
212.483
33.670
Bedrijven met buitenlandse investeerders (2004)
11.400
367
Werkloosheid 15-29 jaar (2005)
8%
19,8%
Werkloosheid 30-34 jaar (2005)
11%
29,2%
Toeristische accommodaties (2003)
84.142
10.904
Externe internetbronnen
- www.legge488.it
- Distretti Industriali Italiani
- Associazione Artigiani e Piccole Imprese Mestre C.G.I.A.
- Confindustria
- Dossier Statistico Immigrazione
- Ministero degli Affari Esteri
- InfoCamere
- Istat - Istituto Nazionale di Statistica
- SCINT
- Confederazione Italiana Sindacati Lavoratori (Vakcentrale)
- Bocconi School of Management
De belangrijkste industriegebieden met een bepaalde 'specialiteit' zijn in de tabel hieronder weergegeven.
Bron: www.cisl.it
Industriegebied
regio
voornaamste activiteit
aantal bedrijven
aantal werknemers
Prato
Toscana
textiel
10000
45000
Cantù
Lombardia
meubels
7200
37750
Asse Sempione
Lombardia
textiel
3900
36400
Lecco
Lombardia
staal
3600
36000
Biella
Piemonte
textiel
2300
30000
Como
Lombardia
zijde
2600
29000
Olgiatese
Lombardia
textiel
2615
29000
Alta Livenza
Friuli
meubels
2000
24000
Treviso
Veneto
textiel
2215
23600
Sassuolo
Emilia-Romagna
keramiek
220
22000
Fermo/Ascoli P.
Marche
schoenen
3100
21000
Bologna
Emilia-Romagna
motorfietsen
2300
20000
Lumezzane
Lombardia
staal
2000
20000
Canavese
Piemonte
ICT
135
18400
Modena/Reggio E.
Emilia-Romagna
landbouwmachines
100
18000
S.Antonio-Nocera
Inf.Campania
voedingsmiddelen
115
17000
Sermide
Lombardia
metaal
3930
16900
Val Vibrata
Abruzzo
kleding
1150
15700
Santa Croce
Toscana
lederwaren
1750
15500
Bovolone Cerea
Veneto
meubels
3000
15000
Brianza
Lombardia
meubels
3000
15000
Rimini
Emilia-Romagna
houtbewerkingmachines
1345
13500
Pesaro
Marche
keukens
1600
13000
Belluno
Veneto
brillen
930
11200
Poggibonsi
Toscana
meubels
1295
11135
Carpi
Emilia-Romagna
overhemden
2000
11000
Viadana
Lombardia
bezems
1000
10500
Treviglio
Lombardia
metaal
1150
10070
Barletta-Trani
Puglia
schoenen
300
10000
Riviera del Brenta
Veneto
schoenen
890
10000
Triangolo della sedia
Friuli
stoelen
1178
10000
Vicenza
Veneto
juwelen
1100
10000
Parma
Emilia-Romagna
voedingsmiddelen
215
9240
Montebelluna
Veneto
sportkleding
550
9100
Cusio/Valsesia
Piemonte
kranen
430
9000
Carrara
Toscana
marmer
1160
8820
De grootste Italiaanse holdings zijn:
Holding
Activiteiten
Bekende bedrijven
en merken.ENI
Energie.
Aardolie en aardolieproducten.Polimeri Europa
Syndial
Snam Rete Gas
Saipem
Agip (tankstations)Fiat group (zelf ook weer onderdeel van investeringsmaatschappij IFI - Gruppo Agnelli)
Personenauto's
Sportwagens
Vrachtwagens
Bouw- en landbouwmachines
ProductiesystemenFiat
Alfa Romeo
Lancia
Maserati
Ferrari
Iveco
Magneti Marelli
La Stampa (krant)ENEL
Energiebedrijf
(ca 30% overheid)
Elektriciteit
AardgasENEL
Telecom Italia
Telecommunicatie
Media
KantooroplossingenTelecom Italia
TIM
Olivetti
La7
MTV
ApcomGRTN (Gestore della Rete di Trasmissione Nazionale.)
FinmeccanicaElektriciteitsnet
(100% overheid)
Lucht- en ruimtevaart
Helikopters
Defensieapparatuur
Energie
Treinstellen en -onderdelenAgustaWestland
Selex
AnsaldoBreda (bouwer van 'onze' HSL treinstellen)Poste Italiane
Post, communicatie, logistieke en financiële dienstverlening
PosteItaliane
BancoPosta
SDA
Postecom
KipointRiva Fire
Riva GroupVoornamelijk staal en staalproducten.
Investeringen in tal van bedrijven en holdings.Riva Acciaio
Muzzana Trasporti
Riva Energia
ILVAEsso Italiana
Brandstoffen
AardolieproductenEsso
Exxon
MobilPirelli
Autobanden
VastgoedPirelli
Fininvest
(Berlusconi)Televisie
Film
Bedrijvengids
Uitgeverij
Financiele dienstverlening
Theater
VoetbalMediaset (35%)
Medusa
Pagine Italia
Mondadori (50%)
Mediolanum (35%)
Teatro Manzoni
A.C. Milan
In de voedingsmiddelenindustrie zijn de grote namen:
Bedrijfsnaam
Producten en merken
FERRERO
Chocola:
Nutella, Kinder, Mon Chéri enz.BARILLA
Pasta
Pastasauzen
DiepvriesproductenGRUPPO PARMALAT
Melk en melkproducten
Vruchtensappen
Parmalat, Santal, Pomi, ProntoForno, Malù enz...S. BENEDETTO
Water en soft-drinks
San Benedetto, Guizza, Schweppes, CiprianiGALBANI
Melk en melkproducten
Vleeswaren
Bel Paese, Vallelata, Santa Lucia, Galbi, DolcelattePLASMON
STARBabyvoeding
Bouillons
Kant-en-klaar maaltijden
Kruidenmixen
Oliën
Pizza's
Risotto's
Sauzen
Thee
TonijnKRAFT FOODS
Koffie (Splendid, Hag)
Kant-en-klaar maaltijden
Kaas
Sauzen
Snacks
Vleesconserven (Simmenthal)CAMPARI
Drank
Wijn en wijnproducten
Soft-drinks
Aperol, Cynar, Cinzano, Dreher, Mondoro, Crodino, Lemonsoda enz. enz.GRUPPO COLUSSI
Tarweproducten en halffabrikaten voor banketbakkerij en ijsbereiding.
Colussi
Agnesi 1824, Misura
Flora
Festaiola
Liebig
Ponte
Sapori
Audisio
Gariboldi 1889PERONI
Bier:
Peroni, Nastro Azzurro, Pilsner UrquellCIRIO DEL MONTE
Groentenconserven
TomatenITALAQUAE
Mineraalwater:
Ferrarelle, Boario, Santagata, Natia, VitaSnellaUNILEVER (Gruppo Sagit )
Van alles en nog wat:
Algida, Axe, Bertolli, Calvé, Cif, Clear, Coccollino, Dove, Findus, Impulse, Knorr, Lipton, Lux, Lyso Form, Maya, Mentadent, Rexona, Santa Rosa, Sunsilk, Svelto, Tè AtiCONSERVE ITALIA
Groente- en fruitconserven:
Valfrutta, Yoga, Derby, Jolly Colombani, Mon Jardin.PERFETTI VAN MELLE
Snoep (vaak van Nederlandse komaf):
Mentos, Airheads, Frisk, FruitTella, Vigorsol, Chlormint, Alpenliebe (Meller), Chupa ChupsGRUPPO VERONESI
Eieren en pluimveeproducten:
Aia, Agricola, Tre Valli, La PellegrinaGRUPPO DE CECCO
Pasta
NESTLE' ITALIANA
Van alles en nog wat:
After Eight, Baci, Lion, Motta, Nescafé, Perugina, Smarties, Buitoni, Maggi, Sveltesse, Antica Gelateria del Corso, KitKat enz. enz.NESTLE' WATERS
Mineraalwater: o.a. Sanpellegrino, Panna
Industriegebieden met zware industrie
Bron: Federambiente
Regio
Industriegebied
Abruzzo
Fiumi Saline e Alento
Basilicata
Tito
Basilicata
Area industriale della Val Basento
Calabria
Crotone - Cassano e Cerchiara
Campania
Napoli orientale
Campania
Litorale Domitio - Flegreo ed Agro aversano
Campania
Area del litorale vesuviano
Campania
Coroglio - Napoli Bagnoli
Emilia - Romagna
Sassuolo e Scandiano
Emilia - Romagna
Fidenza
Friuli - Venezia Giulia
Trieste
Friuli - Venezia Giulia
Laguna di Grado e Marano
Lazio
Frosinone
Liguria
Cengio e Saliceto
Liguria
La Spezia - Pitelli
Liguria
Cogoleto
Lombardia
Sesto San Giovanni
Lombardia
Brescia - Caffaro
Lombardia
Laghi di Mantova e Polo chimico
Lombardia
Broni
Lombardia
Pioltello e Rodano
Lombardia
Cerro al Lambro
Lombardia
Milano - Bovisa
Marche
Basso bacino del fiume Chienti
Marche
Falconara Marittima
Molise
Guglionesi
Piemonte
Casale Monferrato
Piemonte
Balangero
Piemonte
Pieve Vergonte
Piemonte
Serravalle Scrivia
Piemonte
Torino Basse di Stura
Puglia
Manfredonia
Puglia
Brindisi
Puglia
Taranto
Puglia
Bari
Sardegna
Sulcis - Iglesiente - Guspinese
Sardegna
Area industriale di Porto Torres
Sicilia
Gela
Sicilia
Priolo
Sicilia
Biancavilla
Toscana
Piombino
Toscana
Massa e Carrara
Toscana
Livorno
Toscana
Orbetello
Umbria
Terni - Papigno
Valle d'Aosta
Emarese
Veneto
Porto Marghera
Veneto
Ceregnano e Mardimago
Trentino - Alto Adige
Bolzano
Trentino - Alto Adige
Trento
© COPYRIGHT 2006 BELPAESE.NL N.JONGENEEL
Pagina precedente Stampa pagina Home