Frederik II van Hohenstaufen


Frederik II, Stupor mundi et immutator mirabilis

Castel de Monte
castel de Monte in Apulië.


"Frederik II, de grootste onder de vorsten op aarde, het wonder en de wonderbaarlijke vernieuwer van de wereld (Stupor mundi et immutator mirabilis)" zo noemde de monnik en kroniekschrijver Mattheus van Parijs de keizer.

Zowel de tijdgenoten van Frederik als de vele mensen die later over hem hebben geschreven, waren het maar zelden met elkaar eens. Voor de één was Frederik een verlosser, een voorvechter van het recht en een van de grootste mannen uit de wereldgeschiedenis; voor de ander was hij een wrede tiran, de duivel in eigen persoon. De monnik en kroniekschrijver Salimbene da Parma vond Frederik "een verderfelijke en vervloekte man, schismaticus, ketter en genotzuchtige, die de hele wereld in het verderf stortte door in de steden van Italië het zaad van de twist en de onenigheid te zaaien, die tot op de huidige dag voortduren".

Frederik II von Hohenstaufen werd geboren in een tijd waarin de wereld snel aan het veranderen was: bevolkingsgroei, ontwikkeling van de steden, universiteiten, scholastiek, nieuwe kloosterorden bloeiende handel; het zijn maar een paar steekwoorden die het tijperk kenmerken dat we al uitvoerig hebben beschreven op de pagina's over gotische kunst.
In artistiek en religieus opzicht werden de Staufische keizers sterk beïnvloed door de Cisterciënzers. De Hohenstaufen beschouwden deze orde, waarvan de meeste leden afkomstig waren uit de adel en aristocratie, als hun huisorde. Frederik II zette Cisterciënzer bouwmeesters in voor zijn bouwprojecten en nam zo ook hun vormentaal over; en toen hij wist dat hij ging sterven, trok hij het grauwe habijt van de Cisterciërs aan.
In de tijd van Frederik dachten veel mensen dat het einde van de wereld nabij was. Dat kwam vooral door de Calabrese abt Joachim van Fiore (gestorven in 1202), die had beweerd dat de wereld na tweeënveertig generaties ven dertig jaar ten onder zou gaan; dus in 1260. Als voorbode zouden plagen en rampen over de wereld komen, de kerk zou heftig te lijden krijgen en de Antichrist zou verschijnen, het duivelse beest. Deze overtuiging, die werd gevoed door geleerdheid, volksgeloof en bewuste propaganda, werd zowel door de paus als door de keizer ingezet om de bevolking tegen de tegenstander op te zetten.

Frederik

Over hoe Frederik er heeft uitgezien kan men het niet eens worden. Er bestaan van hem geen natuurgetrouwe afbeeldingen en van de vleierijen van de lofdichters aan zijn hof hebben we ook niet veel. Betrouwbaarder lijken de beschrijvingen van sceptische tijdgenoten, zoals Ibn al-Djauzi, die schreef: "de keizer was roodblond, baardloos en bijziend; als hij een slaaf was geweest, zou men geen tweehonderd drachmen voor hem geboden hebben."
Riccobaldus van Ferrara oordeelde: "Frederik was niet groot, had een gedrongen gestalte, rossig haar, was bovenmenselijk slim, zeer goed onderlegd en een talenwonder; een vakman in alle mechanische kunsten waarmee hij zich graag bezighield."
De keizer was getraind in de jacht en de krijgskunst, hij had een groot uithoudingsvermogen en een goede gezondheid. Een derde deel van zijn leven bracht hij in het zadel door: een strijder - hetgeen in een eigenaardig contrast stond tot de stimulator van de wetenschap en de vereerder van het schone die hij ook was. Maar hij was ook meedogenloos en hard, brutaal en opvliegend en hij vertrouwde helemaal niemand. De normale deugden van een heerser waren: het rijk tegen vijanden verdedigen, een rechtvaardig rechter zijn en het welzijn van de onderdanen bevorderen. Maar Frederik was bovendien dichter, filosoof, kunstverzamelaar, bouwmeester, schrijver van een geleerd werk en hij had belangstelling voor alle vragen die het geestelijk leven van zijn tijd bezighielden.

Sicilië in de twaalfde eeuw

In de twaalfde eeuw, tijdens de heerschappij van de Noormannen of Normandiërs (zie: geschiedenis hoge middeleeuwen ), sprak men op Sicilië Arabisch, Latijn en Grieks. Er was een grote Joodse minderheid en aan het hof van de Normandische koning sprak men Frans. Door de sterke Arabische en Griekse invloed was Zuid-Italië in die tijd veel verder ontwikkeld dan het Noorden van Europa. De overheid was er goed georganiseerd en werkte in drie talen. De Siciliaanse samenleving was multi-etnisch en multicultureel.
Toen de Noormannen Zuid-Italië in bezit namen, hadden ze de bevolking niet gedwongen christen te worden. Ze hadden de werkende en belasting betalende bevolking hard nodig en het kon de Noormannen niet veel schelen of die nou islamitisch, joods of orthodox was. En dat terwijl het idee dat ook andere religies bestaansrecht zouden kunnen hebben in Europa zelfs honderden jaren later nog onvoorstelbaar was.
De Noormannenheersers waren naar Zuid-Italië gekomen met een hoop vechtlust en ondernemingszin maar met weinig culturele bagage. De Arabische, Joodse en Griekse kunst en wetenschap vonden ze echter prachtig en ze verzamelden intellectuelen om zich heen om hun hof meer glans te verlenen. Veel werken van klassieke schrijvers, in de Griekse of Arabische taal bewaard, kwamen zo in het westen terecht.
De moslim Ibn Gubair prees koning Willem wegens zijn goede verstandhouding met de moslims en om het feit dat hij zijn hoogste ambtenaren en belangrijkste vertrouwelingen uit hun kring koos.
Ook de gewoontes van de moslims nam men graag over. Een ooggetuige schreef:
"De christelijke vrouwen uit deze stad (Palermo) volgen de mode van de moslimvrouwen. Ze zijn welbespraakt, in mantels gehuld en gesluierd. Op feestdagen gaan zij uit in gewaden die met gouddraad zijn bestikt, ze zijn gekleed in elegante mantels en bonte sluiers van zijde en dragen vergulde pantoffels. Zo paraderen zij in hun kerken als gezellen, dragen dezelfde sieraden als de moslimvrouwen inclusief de juwelen, de henna aan de vingers en het parfum".

Er traden natuurlijk wel verschuivingen op. Veel Moslims verlieten in de loop van de twaalfde eeuw het eiland en vestigden zich in de Arabische wereld terwijl handelaren uit het noorden van Italië juist op Sicilië kwamen wonen. Het vruchtbare eiland trok avonturiers en ook kruisridders bleven er soms hangen.

Hendrik VI

Toen in 1186 Hendrik VI, de zoon en troonopvolger van de Duitse keizer Frederik Barbarossa, trouwde met Constance d'Hauteville, de dochter van koning Roger II van Sicilië, hield niemand er rekening mee dat het huwelijk ooit een rol zou spelen bij de erfopvolging. Het neefje van Constance, de koning Willem II, was in de bloei van zijn leven en zijn huwelijk met een Engelse prinses zou ongetwijfeld nakomelingen voortbrengen. Maar het liep anders. Willem II stierf kinderloos in 1189 en liet aan Constance het koninkrijk na. En zo kregen de Hohenstaufen Sicilië in de schoot geworpen; hoewel ... er waren eerst nog wel een paar hindernissen te nemen. Er waren anderen die aanspraak maakten op de troon: Roger van Andria en Tancred van Lecce. De laatste was een buitenechtelijk kind uit een zijtak van de Normandische dynastie. Tegen zijn aanspraken was niet zo veel in te brengen. De edelen waren verdeeld in kampen die elk een andere pretendent steunden. De paus, die zijn Kerkelijke Staat niet graag zag ingeklemd tussen twee delen van het Duitse Keizerrijk, steunde Tancred en liet hem in 1190 in Palermo tot koning kronen.

Om de situatie nog wat ingewikkelder te maken, was met een Engelse kruistocht ook de kersverse Engelse koning Richard Leeuwenhart op Sicilië verschenen. Zijn zus Joan was de weduwe van de overleden koning Willem II en dus meende Richard ook wel iets te mogen eisen. Hij verschanste zich met zijn soldaten in Messina en besloot niet te vertrekken voor de zaak naar tevredenheid was geregeld. Om van hem af te komen moest Tancred 60.000 ladingen graan, 100 bemande galeien, 200 ruiters, een vier meter lange, massief gouden tafel, 24 gouden bekers, schepen met wijn en gerst, een miljoen gouden tari (munten) en 540 kg goud leveren. Het duurde twee jaar eer Tancred van zijn hebberige familielid was bevrijd en in de tussentijd had Richard met zijn hofhouding en soldaten van Messina zo ongeveer een Engelse kolonie gemaakt. Eindelijk vertrok hij dan voor de kruistocht in maart van het jaar 1191.

Hendrik VI liet het er niet bij zitten. In 1191 trok hij naar Zuid-Italië en belegerde Napels, maar in de zomerse hitte brak in zijn leger een besmettelijke ziekte uit en hij moest opgeven. Dat Hendrik nog een tweede kans kreeg was te danken aan een - voor hem - gelukkige samenloop van omstandigheden.
De Engelse koning Richard Leeuwenhart viel op de terugreis van zijn kruistocht in handen van de hertog van Oostenrijk, die nog een persoonlijke rekening met hem had te vereffenen. Na onderhandelingen leverde de hertog zijn gevangene uit aan de Duitse keizer die hem gevangen zette in de burcht Trifels. Dat beiden vanwege deze schurkenstreek tegen een kruisvaarder in de kerkelijke ban werden gedaan, hinderde niet. Ze persten Richard een enorme som geld en goederen af en maakten hem bovendien tot leenman van de keizer.

Hendrik besteedde dat geld om de steun van Pisa en Genua te verwerven voor een nieuwe poging de troon van Sicilië te veroveren. Zijn rivaal Tancred stierf op 20 februari 1194 en diens zoon Willem was nog te klein om te regeren. De paus en de andere tegenstanders van de keizer zagen in dat verzet tegen de overmacht die Hendrik nu had zinloos was en dus werd hij in Rome tot keizer gekroond en kon hij op 20 november 1194 feestelijk de stad Palermo binnentrekken. Op kerstdag van dat jaar werd Hendrik VI in Palermo tot koning gekroond. De dag daarop baarde Constance in de Marken, in het noorden van Italië, de troonopvolger Frederik.
Hendrik schuwde geen enkel middel om zijn macht veilig te stellen en uit te breiden. Hij zaaide dood en verderf op het eiland en de zoon van Tancred, de kleine Willem, werd naar Duitsland gebracht en is daar 'verdwenen'; Siciliaanse ambtenaren verving hij door Duitse, hij wilde nieuwe belastingen heffen en stelde eigendom en rechten van zijn onderdanen ter discussie. De kostbaarheden van de Noormannenkoningen verdwenen op 150 lastdieren over de Alpen.
De haat groeide en in het voorjaar van 1197 kwam het tot een opstand, die Hendrik neersloeg en op wrede wijze bestrafte. Nog datzelfde jaar, op 28 september, bezweek Hendrik tijdens een kruistocht aan een malaria-aanval.

Frederiks jeugd

Op tweede kerstdag van het jaar 1194 baarde keizerin Constance, in het ingeslapen stadje Jesi in de Marken, de troonopvolger. Wat men nauwelijks nog had durven hopen, was toch gebeurd. De veertigjarige keizerin had een zoon ter wereld gebracht die de verbintenis tussen het Staufische koningshuis en het Noormannenrijk in Zuid-Italië zou kunnen bestendigen. De directe opvolging was nu zeker gesteld en daarmee leek het gevaar van een strijd om de opvolging geweken.
Door de lofdichters van het Staufische huis werd de late spruit verwelkomd als een Heiland. Dat lijkt in onze ogen godslasterlijk. Maar de Staufische keizers waren er niet alleen heilig van overtuigd dat zij door God waren uitverkoren om onafhankelijk en naast de paus over de wereld te heersen, maar ook dat zij (en daarmee namen ze de Byzantijnse ideeën over) een belichaming van de Heer waren, dus Goddelijk. Daarom zou Frederik later over zijn geboorteplaats Jesi schrijven als "Bethlehem", de plaats waar zijn "goddelijke moeder" hem het licht deed zien.
De Hohenstaufen lieten geen gelegenheid onbenut om het heilige van het koningsschap te benadrukken. Onder Frederik Barbarossa werd het Rooms Duitse Rijk het Heilige Rooms Duitse Rijk, werd Karel de Grote heilig verklaard en werden de relikwieën van de Drie Koningen uit Milaan naar Keulen gehaald.

Frederik zou zijn hele leven de hemel worden ingeprezen door zijn vrienden en worden verketterd door zijn tegenstanders. Dat begon al bij zijn geboorte. Joachim van Fiore zag in hem de Antichrist, verwekt door de duivel bij een non. Constance moest dus in Palermo een non zijn geweest. Dat verklaart ook waarom zij al zo oud was toen zij een kind kreeg. In de volksverhalen was zij al snel vijftig of zestig, in plaats van veertig. Was haar huwelijk eigenlijk wel geldig? Andere kwade tongen beweerden dat het kind was ondergeschoven en dus helemaal geen Staufer was. Volgens Salimbene van Parma was de vader een slager uit Jesi maar anderen vertelden dat het een arts was, of een valkenier, of een molenaar.

De tegenpropaganda werd ook steeds fantastischer. Zo zou Constance haar kind in het openbaar, op het marktplein van Jesi ter wereld hebben gebracht om geruchten te voorkomen.

De eerste jaren van Frederiks leven verliepen tamelijk normaal. Hij werd gedoopt in Assisi en in Foligno onder toezicht geplaatst van de Duitse hertog van Spoleto, Konrad von Urslingen. Het was heel gebruikelijk dat een koningskind door anderen dan zijn ouders werd opgevoed.

In 1197 werd de peuter door de Duitse vorsten tot koning gekozen om de erfopvolging veilig te stellen. Frederik werd naar Aken gebracht voor de kroning maar daar stierf zijn vader Hendrik. Een kind van twee was nu koning van het Duitse Rijk. Zijn moeder liet hem naar Palermo brengen waar hij op 17 mei 1198 werd gekroond.

Hendrik had zich met zijn methoden van onderdrukking en terreur niet bepaald geliefd gemaakt onder de Zuid-Italiaanse bevolking en edelen en nu hij dood was braken er opstanden uit. De keizerin wist die te bezweren door afstand te nemen van de Duitse kliek die haar echtgenoot rond zich had verzameld en wees sommige van hen zelfs uit. In de hoop de steun van Rome te verwerven voor haar politiek gaf zij zelfs de band met het Duitse Rijk op. In de eerste plaats moest Frederiks heerschappij over het zuiden worden veiliggesteld. Het Imperium kon wachten.
Door dit machtsvacuüm laaide in Duitsland de strijd tussen de Welfen en Ghibbelijnen weer op (zie geschiedenis hoge middeleeuwen.) en er brak een burgeroorlog uit.
De paus maakte van de gelegenheid gebruik door te eisen dat Zuid-Italië een land zou worden als alle andere en Constance voegde zich naar zijn wensen. Ze wist dat ze zonder de steun van de Paus haar doelen nooit zou bereiken en erkende hem zelfs als haar leenheer.
Het zag er naar uit dat Rome het zuiden weer onder controle zou krijgen. Toen stierf Constance, op 28 november 1198.

In haar testament wees Constance de paus aan als voogd van Frederik in de hoop haar kleine zoontje voor onheil te behoeden. De leiding over het rijk legde zij bij de belangrijkste geestelijken in het gebied en de kanselier Walter van Pagliara, onder toezicht van paus Innocentius III.
Constance dacht de zaken goed geregeld te hebben maar na haar dood werd het chaos. Innocentius behartigde in theorie weliswaar de belangen zijn pupil, maar in de praktijk waren de rentmeesters van het Regnum Siciliae vooral uit op hun eigen gewin. De paus bemoeide zich daar nauwelijks mee. Het koninkrijk zonk zo ver weg in ellende dat het zelfs ontbrak aan het meest noodzakelijke. Het oude, koninklijke recht op gastvrijheid en verzorging door zijn onderdanen moest weer in werking worden gesteld om Frederik te kunnen onderhouden. Kanselier Walter van Pagliara en Duitse huurlingenaanvoerders bestreden elkaar en heersten om beurten in naam van de koning vanuit Palermo.
Frederik groeide op in het paleis en de stegen van de havenstad, temidden van de chaos, bewaakt door degenen die in zijn naam wilden heersen. Zijn jeugd was zonder ouders, zonder liefde en zonder vertrouwen. Hij werd emotioneel verwaarloosd maar deed veel wijsheid op van de straat, afkomstig van zijn Italiaanse, Duitse, Arabische, Joodse, Normandische en Griekse onderdanen, wier talen hij uiteindelijk allemaal kende. Natuurlijk kreeg Frederik ook de opvoeding van een prins. Daarvoor zorgden zijn leraar en de geestelijken van de hofkapel. Hij leerde de klassieken en werd ingewijd in de ridderlijke cultuur van gevechtskunst, vrouwendienst en minneliederen. Elementen uit de oudheid, de riddercultuur, de oriënt en de kerk verenigden zich in Frederik.

Toen Frederik bijna 14 werd en zou gaan regeren, moest er een bruid voor hem gevonden worden. Op politieke gronden en vanwege de aantrekkelijke bruidsschat van onder meer vijfhonderd ridders, werd gekozen voor Constance van Aragon, weduwe en tien jaar ouder dan Frederik. Paus Innocentius was op de bruiloft aanwezig en dat was de eerste keer, en ook meteen de laatste, dat de voogd in het koninkrijk van zijn pupil kwam.
In 1208 begon Frederik te regeren en kwam hij erachter hoe het centrale gezag door wanbeleid, corruptie en vriendjespolitiek was verzwakt. Als staatshoofd had hij weinig te vertellen maar toch wilde hij de glans van het koninkrijk uit de tijd van zijn beroemde grootvader Roger II herstellen. Eerst moest hij de edelen in het gareel zen te krijgen en dat was niet eenvoudig, want die hadden, zeker op het vasteland, al jaren geen enkel gezag meer hoeven respecteren. Hij zag zich genoodzaakt zijn onderdanen met geweld aan zijn gezag te onderwerpen en wilde daarvoor de ridders van zijn bruidsschat inzetten. Maar een besmettelijke ziekte decimeerde het legertje.

In Duitsland was men intussen de troonstrijd tussen de Staufische pretendent Philipp von Schwaben en de Welfische pretendent Otto IV allang zat. Toch kwam er pas een einde aan toen Philipp werd vermoord. De Welf Otto IV werd nu koning van álle Duitsers. Ook de paus had steeds de Welfische kandidaat (en dus de tegenstander van zijn pupil Frederik) gesteund. De angst voor de Staufers zat kennelijk veel dieper dan de liefde voor zijn beschermeling.
Al snel bleek dat zowel de Duitse vorsten als de paus van de regen in de drup waren beland. Otto bleek een lompe en onbetrouwbare machtswellusteling te zijn. Nadat hij de paus met valse beloftes de keizerskroon had ontfutseld in 1209, wilde hij ook het zuiden van Italië in handen krijgen. Ook dat was in strijd met eerdere beloftes. In het verzwakte koninkrijk ontmoette hij nauwelijks weerstand en zelfs hier en daar wat steun van edelen die inzagen dat het afgelopen zou zijn met de pret als Frederik de touwtjes stevig in handen zou krijgen.
De paus, woest over het bedrog van Otto, deed hem in de ban. Otto was er niet van onder de indruk, maar in Duitsland viel alle steun voor hem weg. De vorsten zetten hem af en kozen Frederik van Sicilië als hun nieuwe koning. Het rijk kende weliswaar machtigere en vooral rijkere vorsten, maar het was de naam Frederik die tot de verbeelding sprak. Otto was in Calabrië toen het nieuws hem bereikte. Hij had zonder veel moeite met de nieuwe tegenkoning kunnen afrekenen want Frederik had geen machtsmiddelen meer. Diep geschokt door het verraad van de vorsten keerde hij echter terug naar Duitsland. Zonder iets te hoeven doen, was Frederik gered. En dat niet alleen: hij was ook nog eens de nieuwe koning van Duitsland geworden.
De Duitse vorsten stuurden een delegatie naar Sicilië om Frederik over te halen naar Duitsland te komen. Zijn adviseurs en moeder raadden dat af, hij had zijn macht in Zuid-Italië immers nog lang niet geconsolideerd, maar toch besloot hij het Staufische erfdeel te grijpen.
De reis verliep moeizaam door Welfische tegenstand in Italië en in Duitsland, want daar had Otto nog veel aanhang. Frederik had echter veel geluk. Goddelijke hulp, zoals zijn tijdgenoten meenden. Zonder strijd overwon het 'Kind van Apulië' de machtige Welf. Op 9 december 1212 werd hij in de dom van Mainz tot koning van Duitsland gekroond. Troubadours zongen over hem als de nieuwe Alexander. Ze roemden zijn mildheid en vrijgevigheid. Om zijn aanhangers aan zich te binden moest Frederik wel aan hun verwachtingen voldoen. Otto had met zijn lompheid veel vijanden gemaakt en Frederik wilde bewust heel anders zijn.
Toch was Otto nog niet verslagen. In het noorden van Duitsland was hij nog heer en meester. Dat zou hij waarschijnlijk nog lang zijn gebleven, als hij niet betrokken was geraakt bij het conflict tussen Engeland en Frankrijk en door de Franse koning werd verslagen bij Bouvines, in 1214. Deze koning koos Frederik tot tegenkoning en daarmee viel alle steun voor Otto weg. Weer had Frederik gezegevierd zonder iets te hoeven doen.
De koningskroning werd nu nog eens over gedaan. Op de juiste plaats: in de Paltskapel van Aken.
"Zo geschiedde het dat koning Frederik, omgeven door de vorsten en hoogwaardigheidsbekleders van het rijk, aan de vooravond van het feest van de Heilige Jacobus, met grote pracht en heerlijkheid naar Aken kwam." De volgende dag werd hij in de kerk van de Heilige Maria tot koning gewijd, gekroond, en op de troon geheven door de aartsbisschop van Mainz - omdat de kerk van Aken toentertijd geen bisschop had. Meteen na de mis nam de koning geheel onverwacht het kruis op. Frederik was God oprecht dankbaar dat het hem zo voor de wind was gegaan en wilde iets terug doen.
Wellicht was diezelfde dankbaarheid de reden dat hij vier weken later de voor een synode bijeengekomen Cisterciënzerabten verzocht hem in hun gebedsgemeenschap op te nemen. De monniken zouden vooral moeten bidden voor zijn strijd onder het kruis. In ruil daarvoor bood hij hun bescherming en steun. Frederik liet in Aken de resten van Karel de Grote in een prachtige reliekschrijn overplaatsen. De keizer als heilige. De band tussen de hemel en de keizer kon niet vaak genoeg benadrukt worden.
De volgende jaren werkte Frederik aan de versterking van zijn macht. Hij werkte aan een goede verstandhouding met de vorsten en ook de kerk was hij welgezind. In het bijzonder 'zijn' Cisterciënzers en de Duits Orde konden rekenen op zijn steun.

In 1216 stierf Innocentius III en zijn opvolger, Honorius III, voerde de druk op Frederik op om eindelijk eens zijn voorgenomen kruistocht ten uitvoer te brengen. Frederik was daar nog niet klaar voor. Eerst wilde hij er zeker van zijn dat hij zijn rijk tijdelijk achter kon laten en zijn opvolging hebben geregeld. Frederik was tegenover Honorius ook een stuk minder volgzaam dan hij tegenover Innocentius - immers zijn beschermheer - was geweest.
Een kwestie waar natuurlijk onenigheid over ontstond was de opvolging. De pausen waren heel bang door het Duitse Rijk te worden ingesloten en daarom had Frederik aan Innocentius beloofd dat het Duitse Rijk en het Koninkrijk Sicilië niet verenigd zouden worden. Evengoed liet hij zijn zoon Hendrik, de erfgenaam van het koninkrijk Sicilië, naar Duitsland brengen om hem tot koning van Duitsland te laten kronen. Frederik haalde de geestelijke vorsten over om in te stemmen, door hun meer wereldlijke macht te geven, en praatte het breken van zijn belofte goed door er op te wijzen dat hij zonder plaatsvervanger en eventuele opvolger nooit op kruistocht kon gaan.
Daarna trok Frederik naar Rome, om zich tot keizer te laten kronen. Frederik mocht van de paus zowel over het Regnum Siciliae als over het Imperium regeren, als hij de twee maar duidelijk als aparte staten uit elkaar hield. Aan deze pagina over Frederik II van Hohenstaufen wordt momenteel gewerkt. Excuses voor het ongemak.


Informatie elders op internet

Santa Maria in Trastevere, Rome
Santa Maria in Trastevere (Rome).




BACK   Pagina precedente                   PRINT Stampa pagina                           HOME Home