1. Griekenland
800 v.C. - 100 v.C.

Paestum

1.1 Tijdsbeeld

1.1.1 Klassieke Oudheid

Ajax en Achilles bij het damspel
Achilles en Ajax bij het damspel.
Zwartfigurige buikamfoor van Execias, ca. 525 v.C., Museo Gregoriano, Vatikaan.
Achilles en Ajax zijn helden uit Homerus' Ilias. Achilles' moeder had hem onkwetsbaar gemaakt door hem in de Styx te dompelen, waarbij ze zijn hiel vasthield; als gevolg daarvan was hij slechts aan zijn hiel kwetsbaar (Achilles-hiel), en werd daaraan tenslotte ook dodelijk gewond. Ajax kennen we vooral dankzij een Amsterdamse voetbalclub. Beide strijders zijn hier afgebeeld in de wapenrusting en met de wapens van een Griekse voetsoldaat, een hopliet. Wanneer zij de helm niet gebruikten zetten zij die af of boven op het hoofd, zoals Achilles hier demonstreert.
Afbeelding: Wikimedia Commons.

---

In dit hoofdstuk hebben we het niet over het Griekenland van nu, maar over het Griekenland van ver vóór Christus. De Griekse beschaving van voor Christus wordt samen met de Romeinse dikwijls aangeduid met de term klassieke oudheid. In de klassieke oudheid is de cultuur van Europa ontstaan. De architectuur van de Grieken en Romeinen, hun beeldhouwkunst, wiskunde, rechtspraak, filosofie, hun sport en hun theater hebben een enorme invloed uitgeoefend in latere periodes, een invloed die tot op de dag van vandaag doorwerkt.

Het oude Griekse volk bestond uit verschillende stammen, die alle vanuit het noorden Griekenland waren binnengekomen en zich vermengden met de oorspronkelijke bewoners: Ioniërs (2000 v.C.), Aeoliërs (1800 v.C.), Doriërs (1200 v.C.).
Hoewel we spreken van de Grieken moeten we daarbij niet denken aan de inwoners van een land met een centrale overheid, zoals ons land. De Grieken hadden dezelfde afstamming, spraken dezelfde taal, hadden dezelfde goden, dezelfde heiligdommen en deden mee aan dezelfde grote wedstrijden. Ze worden allemaal Grieken genoemd omdat hun cultuur verwant was, maar verder waren ze onderling verdeeld in talrijke kleine staatjes die gevormd werden door een stad met het landbouwgebied daar omheen: een stadstaat. Zo'n stadstaat werd polis genoemd. De stadstaten waren volledig zelfstandig.

1.1.2 Mycene

De eerste stammen waarvan we weten dat ze Grieks spraken kwamen tussen 2000 en 1800 v.C. vanuit het Donau-gebied naar het zuidelijk deel van het Griekse vasteland. De nieuwkomers vermengden zich met de plaatselijke bevolking. Hun belangrijkste stad werd Mycene, vandaar dat hun beschaving de Myceense wordt genoemd. De Myceners dreven handel met Kreta en werden door de beschaving van dat eiland sterk beïnvloed. Net als op Kreta was de macht in handen van koningen.

Leeuwenpoort Mycene
De leeuwenpoort, Mycene, ca. 1250 v.C.
De leeuwenpoort vormde de toegang tot de burcht van Mycene. De meters dikke muren van enorme stenen lijken eerder het werk van reuzen dan van mensen. Latere Grieken dachten dan ook dat ze door cyclopen (éénogige reuzen) waren gemaakt.
Foto: Wikimedia Commons / Andreas Trepte (www.photo-natur.de).

---

De Myceense paleizen waren zwaar versterkte burchten. De burcht van Mycene, gelegen op een heuvel, is omringd door een muur van 900 meter lang en gemiddeld 6 meter dik. In het midden van de burcht ligt het paleis. De kern daarvan bestaat uit een megaron, een rechthoekig vertrek met een haard in het midden.
De Myceners dreven handel in een groot deel van het Middellandse Zeegebied en bereikten een grote rijkdom, al lijkt het er op dat die maar bij een kleine groep mensen belandde. Alleen al in Mycene werd 14 kg aan gouden voorwerpen teruggevonden, die als grafgiften aan de rijken waren meegegeven.
Veel van de later door de Grieken vereerde goden werden in de Myceense tijd al vereerd. Hun koningen traden in de latere verhalen op als helden, zoals Agamemnon, de aanvoerder van de oorlog tegen de stad Troje (ca. 1260-1250 v.C.).

Eeuwen later bezong de Griekse dichter Homerus het verhaal hierover in zijn Ilias (Ilion is het Griekse woord voor Troje). Volgens dat verhaal begon het allemaal met de ontvoering door de Trojaan Paris van Helena, schoonzus van Agamemnon en koningin van Sparta. De Grieken gingen naar Troje om haar terug te eisen en belegerden de stad toen zij haar niet meekregen. Na tien jaar van moeizaam beleg werd de stad ingenomen door een list van koning Odysseus. Een tweede boek van Homerus, de Odyssee, gaat over de omzwervingen van Odysseus op zijn terugtocht van Troje naar huis.
De bloeitijd van de Myceense beschaving lag tussen 1600 en 1150 v.C.

1.1.3 Volksverhuizingen

Rond 1200 kwamen de Doriërs vanuit het noorden Griekenland binnenvallen. Hierdoor ging de Myceense cultuur ten onder. In de tijd van de Dorische invallen zijn veel van de vroegere bewoners weggevlucht. Zo kwamen de Ioniërs terecht op de eilanden en de oostkust van Klein-Azië (het huidige Turkije).
De daarop volgende tijd, tot ongeveer het jaar 800 v.C., wordt het donkere tijdperk genoemd, omdat er van beschaving nauwelijks meer sprake was en zelfs het schrift verloren ging. In de dalen van het sterk verbrokkelde land ontstonden in deze periode de stadstaatjes. Meestal werden de Griekse steden gesticht bij een heuvel waarop de koning zijn burcht of paleis bouwde. Deze heuvel werd de Acropolis (=hoge stad) genoemd. Later werden de burchten en paleizen dikwijls vervangen door tempels.
Vanaf deze tijd worden de Grieken uit de verschillende stadstaatjes en van de verschillende stammen ook wel aangeduid met de verzamelnaam Hellenen. Hoewel zij op veel gebieden elkaars concurrenten waren, voelden zij zich cultureel toch een eenheid.

1.1.4 Archaïsche tijd: kolonisatie

Griekse kolonies
Hellas en zijn kolonies in de zesde eeuw voor Christus.
Afbeelding: Wikimedia Commons.

---

Omstreeks 750 v.C. doet het Griekse alfabet zijn intrede. Doordat er van na die tijd weer geschreven bronnen zijn, weten we daarvan veel meer af. Tussen 750 en 700 v.C. kwam door bevolkingsgroei, gebrek aan vruchtbaar land en door handelsbelangen een grote kolonisatiebeweging op gang die enkele eeuwen zou blijven duren. Vanuit de Griekse moedersteden werden kolonies gesticht langs alle kusten van de Middellandse- en Zwarte Zee.
Zo komt het dat we in Zuid-Italië en op Sicilië belangrijke resten van Griekse steden kunnen vinden. Uiteraard dreven deze Grieken ook handel met de volken waarmee zij in aanraking kwamen. De kunst en kunstnijverheid van die andere volken onderging daardoor vaak een Griekse invloed. Dit is bijvoorbeeld heel goed te zien aan de kunst van de Etrusken in midden-Italië. Tegelijk ondergingen de Grieken ook invloed van de volken waarmee zij in aanraking kwamen. De veelvuldige contacten met andere beschavingen en andere denkbeelden hebben zeker stimulerend gewerkt op de Griekse cultuur. De Grieken wisten wat er in de wereld te koop was.
In de kunstgeschiedenis wordt de periode tot 480 v.C. de Archaïsche tijd genoemd. In deze periode ontstonden de stenen kouros- en korè-beelden: naakte jongemannen en in een gewaad gehulde jonge vrouwen in een strenge vormgeving.
In deze periode werden ook de eerste tempels gebouwd. Als uitgangspunt nam men het Myceense megaron. In het begin waren ze van hout en gedroogde tegels, maar al spoedig van steen.

In de ontwikkeling van de Griekse architectuur en met name van de tempelbouw zien we een zoeken naar harmonie en evenwicht door volmaakte vormen en verhoudingen. De Griekse kunst veranderde niet spectaculair maar bleef binnen dezelfde principes zoeken naar een steeds grotere verfijning. Als iets de oude Grieken typeert, dan is het wel hun aanhoudend zoeken naar perfecte orde en maat.

Van de schilderkunst krijgen we een indruk door de beschilderde vazen die bewaard zijn gebleven. Eerst werden ze versierd met oosterse plant- en diermotieven, in donkere kleuren op een witte deklaag geschilderd. Later werden op roodbakkende klei met zwart vernis figuren aangebracht (zwartfigurige stijl, tot 530 v.C.). Uiteindelijk werden de uit roodbakkende klei vervaardigde vazen helemaal met zwart vernis beschilderd, met uitzondering van de figuren, die werden uitgespaard (roodfigurige stijl, vanaf 530). Als onderwerp koos men vooral voorstellingen uit de mythologie en het dagelijks leven

1.1.5 Perzische oorlogen

In de 6de eeuw voor Christus hadden de Perzen, oorspronkelijk afkomstig uit een gebied ten noorden van de Perzische Golf, in Azië een enorm rijk gesticht. In hun streven naar wereldheerschappij wilden de Perzen onder hun koningen Darius I en Xerxes ook Griekenland veroveren. Dit leidde tot een reeks veld- en zeeslagen tussen Perzen en Grieken van 499 tot 449 v.C.. Hoewel de Grieken een aantal nederlagen te verwerken kregen, behaalden zij uiteindelijk toch de overwinning. Tijdens deze oorlog begrepen de stadstaten dat zij sterker stonden wanneer zij zich aaneensloten en dat de verdeeldheid een bedreiging inhield voor de eenheid van volk en cultuur. Even vormden de Hellenen een eenheid.

1.1.6 Klassieke periode: Gouden eeuw van Perikles

Akropolis
Leo von Klenze, geïdealiseerde reconstructie van de Akropolis in Athene. Schilderij uit 1846.
Afbeelding: Wikimedia Commons.

---

Tijdens het bestuur van Perikles (461-429) bereikte de stad Athene, en daarmee de hele cultuur van het klassieke Griekenland, haar grootste bloei. Daarom wordt de 5de eeuw v.C. ook wel de Gouden eeuw van Perikles genoemd. Perikles voltooide voor Athene de democratische staatsvorm. In een democratie regeert de bevolking zelf. In Athene nog niet door een aantal vertegenwoordigers van het volk, maar door iedereen die stemrecht had en aanwezig was op de algemene vergaderingen.
Tijdens de Perzische oorlogen sloten ruim 200 steden zich onder leiding van Athene aaneen. In ruil voor bescherming door de Atheense zeevloot betaalden de steden belasting aan de stad, waarmee in Athene - tot ongenoegen van die steden - prachtige kunstwerken en gebouwen werden betaald.

De oude gebouwen op de akropolis van Athene waren tijdens de Perzische oorlogen verwoest. Perikles had nu genoeg geld om de Akropolis mooier dan ooit te laten bebouwen. Hij deed dat niet alleen omdat de heuvel anders zo kaal was, maar ook om de macht en rijkdom van de stad aan iedereen te laten zien. Onder algemeen toezicht van de beroemde beeldhouwer Phidias verrezen op de heuvel schitterende bouw- en beeldhouwwerken. Het grootste daarvan was het Parthenon, gewijd aan de godin Athene. Het was logisch dat de grootste tempel aan haar was gewijd: ze was beschermgodin van de stad en bovendien godin van wijsheid en krijgskunst. Dankzij haar waren de Perzen overwonnen. In de tempel stond een twaalf meter hoog beeld van de godin, bekleed met goud en ivoor. Aan de buitenzijde was de tempel versierd met reliëfs, gemaakt onder leiding van Phidias.

Ook op het gebied van de geestelijke vorming werd Athene een belangrijk centrum. De democratische bestuursvorm, waarbij je elkaar met argumenten moet overtuigen, vraagt om goede redenaars. Helder en logisch redeneren werd daardoor heel belangrijk. De sofisten waren daar meesters in.
In de 6de eeuw v.C. noemde Pythagoras - die van de stelling - zich 'philosophos', vriend van de wijsheid. Na hem kende Griekenland vele filosofen, die door redelijk denken de wereld en alles wat daarop gebeurde uit natuurlijke oorzaken probeerden te verklaren. Socrates probeerde op de pleinen en markten van Athene voortdurend de mensen tot inkeer te brengen in de verwachting dat wanneer zij wìsten wat goed was, zij ook wel zouden gaan dòen wat goed was. Met de hoogmoed van zijn toehoorders maakte hij meedogenloos korte metten door hun duidelijk te maken dat zij niets wisten. Socrates zelf wìst tenminste dat hij niets wist.
De filosoof Plato, leerling van Socrates, en Plato's leerling Aristoteles hebben beiden een enorme invloed gehad op het denken in de Arabische en de Europese cultuur.

In de kunstgeschiedenis noemt men de periode van 490 tot 330 v.C. de klassieke tijd. Grote beeldhouwers van de 5de eeuw zijn Phidias, Myron en Polycletus.

1.1.7 Peloponnesische oorlog

Naast Athene, dat haar macht en invloed alsmaar uitbreidde, was er nog een andere belangrijke macht in Griekenland: de stad Sparta met haar bondgenoten. De twee machten raakten met elkaar in strijd over de oppermacht in Griekenland.
Athene was een zeer ontwikkelde stad, gericht op de zeehandel, met een democratisch bestuur en een verfijnde cultuur. Sparta had nog veel barbaarse trekjes, leefde vooral van de landbouw en werd met ijzeren tucht geleid door twee koningen. Sparta was strak militair georganiseerd: alle vrije mannen waren beroepssoldaat.
Toen de oorlog in 404 v.C. ten einde was, gewonnen door Sparta, was er nog altijd geen sprake van een verenigd Griekenland. De onderlinge oorlogen bleven voortduren.
Uiteindelijk waren het de Macedoniërs, een aan de Grieken verwant volk uit de streek ten noorden van Griekenland, die het Griekse volk tot een eenheid smeedden.

1.1.8 Hellenisme

Alexander de Grote
Alexander de Grote, detail van:
De strijd tussen Alexander de Grote en de Perzen. Mozaïek uit Pompeji. Kopie uit de 1e eeuw v.C. naar een Griekse schildering uit de 4e eeuw v.C.
Foto: Wikimedia Commons.

---

De Macedonische koning Philippus II onderwierp de Griekse steden - Sparta uitgezonderd - en bracht ze samen in de Korinthische Bond (338 v.C.).
De zoon van Philippus, Alexander de Grote, slaagde er niet alleen in de Griekse steden in Klein-Azië op de Perzen te heroveren; hij veroverde hun hele rijk en maakte dat zelfs nog wat groter. Het strekte zich uit van Egypte tot het huidige Roemenië, van Griekenland tot Indië. Alexander probeerde op verschillende manieren de veroverde gebieden te helleniseren, d.w.z.: er de cultuur van Hellas (=Griekenland) in te voeren. Dat deed hij onder meer door het stichten van kolonies, meestal Alexandria geheten, en het aanmoedigen van huwelijken tussen zijn soldaten en Perzische vrouwen. Door de ontmoeting tussen de oosterse cultuur en die van de Grieken kregen kunst en wetenschap weer een enorme impuls. Alexandria in Egypte werd het nieuwe culturele middelpunt van Europa.

Hoewel na de dood van Alexander (323 v.C.) het rijk weer langzaam uiteen viel, hield in een groot gebied de Griekse cultuur nog lang stand. Griekenland werd overvleugeld door het steeds machtiger wordende Rome. In 146 v.C. werd Griekenland - als de provincie Macedonië - bij het Romeinse rijk ingelijfd.

Poseidon Artemision.jpg
Poseidon van Artemisio, bronzen beeld van rond 460 v.Chr. Nationaal Archeologisch Museum van Athene.
Foto: Wikimedia Commons

---

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer.


1.2 Dagelijks leven

Omdat Griekenland verdeeld was in vele kleine stadstaten die soms veel van elkaar verschilden en omdat we het hebben over een hele lange periode waarin het dagelijks leven veranderde, is het moeilijk te spreken van het dagelijks leven in het oude Griekenland. Als we het er toch over hebben moeten we steeds bedenken over welke tijd en plaats we het hebben. Wij hebben als voorbeeld gekozen voor de Atheense maatschappij in de 5de eeuw voor Christus.

1.2.1 Sociale indeling

In de Griekse maatschappij was niet iedereen gelijk.
De belangrijkste groep in de stadstaat waren de burgers. Zij bezaten het burgerrecht: ze mochten land bezitten en hadden stemrecht in de Volksvergadering.
De tweede groep bestond uit de vreemdelingen, dat waren de mensen waarvan niet beide ouders het burgerrecht bezaten. Zij kregen geen burgerrecht en mochten geen land of huizen bezitten. Bijna altijd kwamen ze in de handel of industrie terecht.
De derde groep bestond uit slaven. In Athene waren er bijna evenveel slaven als vrije mensen. Slaven hoorden, net als vee, tot het bezit van hun eigenaar. De meeste slaven waren krijgsgevangenen uit de talrijke oorlogen. Tijdens die oorlogen lukte het veel slaven ook weer om aan de slavernij te ontsnappen.
Vrouwen en dochters van burgers hadden niet meer politieke of wettelijke rechten dan slaven. Vrouwen hielden zich bezig met het huishouden. Vrouwen van rijke mannen kwamen het huis maar zelden uit. In arme families moest de vrouw ook buitenshuis werken of in elk geval de deur uit voor boodschappen. Een blanke huid was voor vrouwen toentertijd een teken van welstand.
Man en vrouw gingen maar weinig met elkaar om. Een belangrijke oorzaak daarvoor was het enorme leeftijdsverschil. Meisjes trouwden rond hun 15de, jongens rond hun 30ste. De eerste jaren hadden ze daardoor maar weinig gemeenschappelijke interesses.

1.2.2 Middelen van bestaan

Het belangrijkst was van oudsher de landbouw. Het grootste deel van de bevolking van een polis leefde op het platteland. Veel boeren leefden van het verbouwen van wijndruiven en olijven, plantensoorten die op de schrale grond goed groeiden terwijl de oogst veel opbracht. Op de berghellingen hielden boeren schapen, geiten en varkens. Als trek- en lastdieren werden ossen gebruikt en een paar slaven hadden de meeste boeren ook wel. Koeien werden vooral gefokt als offerdier; paarden waren voor de meeste boeren te kostbaar.
Rondom Athene waren veel zilvermijnen. In die mijnen werkten bijna alleen slaven, onder erbarmelijke omstandigheden. Het zilver bracht de stad uiteraard veel rijkdom.
In en rond de stad waren veel werkplaatsen waar verschillende ambachten werden uitgeoefend. Zo waren er bijvoorbeeld leerlooierijen, smederijen, timmerbedrijven en veel pottenbakkerijen, met aparte werkplaatsen waar de schilders het aardewerk beschilderden. Veel mensen vonden werk in de scheepsbouw.

Gaandeweg werd ook de handel belangrijk. Enorm omvangrijk was de import van graan. Daarnaast werden stoffen, verf, papyrus, leer, rundvlees, zeildoek, touw, wierook, ivoor en vele andere producten aangevoerd.
Wijn en olie waren de belangrijkste exportproducten, maar ook wapens, vazen en siervoorwerpen werden goed verkocht.

1.2.3 Wonen

De meeste huizen waren primitief en heel klein; het leven speelde zich dan ook buitenshuis af. De wanden waren van hout of leem, waterleiding en riolering ontbraken. De huizen van de rijken waren veel beter: met stenen muren en mozaïekvloeren, maar heel comfortabel waren ook deze huizen niet. Het meubilair was eenvoudig: enkele rustbedden, een paar stoelen en krukjes en een tafel. Soms hingen aan de muur tapijten. De huizen werden verlicht met fakkels of olielampen. De steden waren stoffig en vuil; de straten waren meestal niet geplaveid.

In Athene zag de omgeving van de Akropolis er natuurlijk wel schitterend uit. Daar lagen op de agora (marktplein) de fraaie openbare gebouwen zoals het raadhuis en andere overheidsgebouwen en de stoa's (zuilengalerijen die dienst kunnen doen als ontmoetingsplaats, winkelstraat, overheidsgebouw of schoolruimte). Aan de andere kant van de Akropolis het theater van Dionysos, dat aan 17000 mensen plaats kon bieden.
Pas in de 4de eeuw v.C. wordt er aan de opbouw van de steden en aan burgerlijke bouwkunst veel aandacht besteed. In deze tijd zijn veel theaters, bibliotheken, concertzalen, renbanen, badinrichtingen en gymnasia gebouwd. Hippodamus van Milete was wellicht de eerste stedenbouwkundige die het regelmatige stadsplan toepaste.

1.2.4 Onderwijs

Onderwijs was er alleen voor jongens. Meisjes leerden hun vaardigheden van moeder.
Taal en rekenen stonden bij de Grieken al op het lesrooster. Verder leerden de jongens veel over de godsdienst, onder meer door het leren van de verzen van Homerus. Muziekonderwijs werd ook gegeven. Als de kinderen 12 jaar waren geweest werd de lichamelijke opvoeding het belangrijkst. Daarbij namen hardlopen, verspringen, worstelen en discuswerpen een grote plaats in. Een sportschool werd een gymnasium genoemd. Jonge mannen volgden daarna een militaire opleiding.

1.2.5 Muziek

Muziek speelde in het oude Griekenland een belangrijke rol. Zeer veel activiteiten gingen gepaard met muziek; maar ook met dans en zang. Bijna alle melodieën leerde men van elkaar, niet door notenschrift, en daardoor zijn ze alle verloren gegaan.

muse bespeelt een lier
Een muze (godin van de kunsten) bespeelt een lier. Attische lekythos (oliekruik) uit 440-430 v. Chr.
Foto: Wikimedia Commons

---

Men speelde op lieren en citers (snaarinstrumenten), fluiten en dubbelfluiten, trompetten en later zelfs op eenvoudige orgels.
Zoals op het gebied van sport waren er ook wedstrijden voor dichter-zangers.

1.2.6 Godsdienst

Al enkele malen hebben we Homerus genoemd. Hij is een van de dichters die in hun zangen hebben verhaald over de wereld van goden, halfgoden en helden. Een andere is Hèsiodos, die geprobeerd heeft de hele godenwereld systematisch te beschrijven. De verhalen, waarvan men wist dat ze door deze dichters waren geformuleerd, werden voor de godsdienst toch heel belangrijk. Dat komt doordat men geloofde dat ze door de goden zelf waren ingefluisterd. Veel van de verhalen die door dichters en schrijvers zijn vastgelegd hadden al een veel oudere oorsprong. Deze verhalen samen vormden het beeld dat de mensen van de godenwereld hadden. Die godenwereld leek erg veel op onze mensenwereld. Ook de goden hadden een goed of slecht humeur en goede en slechte eigenschappen. Ze trouwden en kregen kinderen, net als mensen. Dat deze goden zoveel op mensen leken, maakte hen wel gemakkelijk in de omgang. Een god die niet perfect is, ziet ook wat makkelijker iets door de vingers. De Griekse godsdienst was beslist niet onderdrukkend. De goden woonden op de berg Olympus in het noorden van Griekenland.
Je riep de goden aan als je ze nodig had: voor regen, genezing, vrede, overwinning enz. Elke god had zo z'n specialiteiten:

De goden waren onsterfelijk. Anders lag dat met de halfgoden. Dit waren kinderen van een god of godin en een mens. Een beroemde halfgod is Heracles (Hercules).
De verhalen waarin goden een rol spelen heten mythen. Als ook mensen een rol in het verhaal spelen noemen we het sagen.
Op enkele plaatsen in Griekenland konden de goden hun wil aan de mensen bekend maken. Dit deden ze dan door middel van orakels. Uit dromen, natuurverschijnselen of wat dan ook konden priesters het advies van de goden afleiden. Het belangrijkste Griekse orakel was dat van Delphi. In Delphi sprak Apollo tot de mensen via een in trance geraakte priesteres, de Pythia. Om de god gunstig te stemmen voorzagen de rijke stadstaten de god regelmatig van offergaven die zij onderbrachten in hun eigen schathuis vlakbij het orakel. Wanneer was gebleken dat de god de oorlog of een andere belangrijke gebeurtenis in hun voordeel had beïnvloed, richtten zij bij het orakel een gedenkteken op.

1.2.7 Wedstrijden

Ook de grote atletiekkampen waren van oorsprong religieus van aard. Delphi had bijvoorbeeld zijn Pythische spelen. Beroemd waren de spelen van Olympia, de Olympische spelen, die om de vier jaar werden gehouden ter ere van Zeus.
Olympia is een plaats op de Peloponnesos. Al heel vroeg werd het een pan-Heleens heiligdom, dat wil zeggen dat alle Hellenen deze plaats als heilige plaats beschouwden en er voor godsdienstoefeningen bijeenkwamen, ook al voerden ze als bewoners van verschillende stadstaten normaal gesproken oorlog. Al in de achtste eeuw v.C. werden er de Olympische Spelen gehouden.
De Grieken vonden sport heel belangrijk voor de vorming van jonge mensen. Succes bij de grote atletiekwedstrijden was een bewijs van goede opvoeding en verhoogde het aanzien van de familie. Later verhoogde het voornamelijk het aanzien van de stadstaat waardoor de atleet was uitgezonden.
De oudste vermelding van de spelen stamt uit 776 v.C. Deze heeft betrekking op het afkondigen van de godsvrede. Iedere vier jaar trokken boodschappers het land in om deze wapenstilstand tussen de stadstaten af te kondigen, zodat iedereen ongehinderd naar Olympia kon komen, voor de spelen ter ere van Zeus.
Vanaf 775 v.C. is de Griekse jaartelling naar Olympiaden; tussen twee spelen lagen steeds 50 maanden; een olympiade is daarom ca. 4 jaar. De spelen duurden vijf dagen. De eerste dag was bestemd voor offerfeesten; dan werden drie dagen lang de wedstijden gehouden. De laatste dag was bestemd voor de huldiging van de winnaars.

Het programma bestond in z'n grootste omvang uit:

Na 720 v.C. werden de spelen naakt gehouden. Er mochten dan ook geen gehuwde vrouwen aanwezig zijn bij de spelen (over meisjes wordt niet gepraat).
De wedloop had zijn finish oorspronkelijk bij de Zeus-tempel, hetgeen het religieuze karakter van de spelen nog eens onderstreept. Voor de tempel stond het beeld van de Nikè (overwinning): Zeus, de oppergod, schonk de zege.
Winnaars werden geëerd met een krans van wilde olijftakken. Ze werden beschouwd als halfgoddelijke supermensen en hadden het recht hun standbeeld te plaatsen in een gewijd bos nabij Olympia. In hun geboorteplaats werden zij in triomf ingehaald. Ze keerden echter ook met behoorlijke materiële voordelen naar huis terug: zo kregen ze verder hun hele leven gratis eten op kosten van de gemeenschap.

1.2.8 Toneel

Ook het toneel komt van oorsprong voort uit godsdienstige feesten. Het theater in het oude Griekenland was oorspronkelijk een ritueel in de cultus van Dionysos. Het is geëvolueerd uit een godsdienstoefening waarbij een mannenkoor dithyramben zong ter ere van Dionysos. In de begintijd zong er een koor en was er één 'toneelspeler', iemand die de tekst van het koor met handelingen uitbeeldde. In later tijd werden een tweede en een derde speler opgevoerd. De toneelspelers droegen maskers.
Er waren verschillende soorten toneelstukken. De tragedies eindigden doorgaans met de ondergang van de held. Sophokles is de bekendste tragedieschrijver. Een ander soort waren de komedies of blijspelen. Daarin werden bestaande toestanden of belangrijke personen bespottelijk gemaakt. Een belangrijk komedieschrijver was Aristofanus.
Komedies en tragedies werden opgevoerd in theaters. Bijna elke Griekse stad had zijn theater, waarvan de zitplaatsen in een hoefijzervorm tegen een natuurlijke helling waren aangelegd. Onderaan de zitplaatsen bevond zich een rond speelvlak (orchestra). Midden op het speelvlak stond het altaar (later aan de zijkant) en erachter bevond zich een kleedruimte waarvan de gevel tevens dienst deed als toneeldecor (skène). De grootste theaters boden plaats aan 20.000 toeschouwers.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


1.3 Uit de kunst

1.3.1 Beeldhouwkunst

Kouros Anavissos
Kouros van Anavyos. Nationaal museum, Athene.
Foto: Wikimedia Commons.

---
Riace
Bronzen beeld, gevonden te Riace, 'krijger B', in de rechter hand heeft een speer gezeten, in de linker een schild.
Foto: Wikimedia Commons.

Bronzi di Riace

Omdat de periode die we in dit hoofdstuk behandelen zo lang is, en omdat in die lange periode vooral de beeldhouwkunst een enorme ontwikkeling heeft doorgemaakt, kunnen we hier niet volstaan met het laten zien van één voorbeeld. We laten daarom een paar voorbeelden zien waaraan de ontwikkeling duidelijk is af te lezen.

Het eerste beeld, dat Kroisos voorstelt, werd gemaakt in de archaïsche periode, 525 v.C.. Het is vervaardigd van marmer en bijna 2 m. hoog.
In de archaïsche tijd ging men voor het eerst vrijstaande beelden maken. Deze beelden lijken op beeldhouwwerken uit Egypte. Dit beeld heeft, net als menig Egyptisch beeld van een man, een slank lichaam en brede schouders, de armen langs het lichaam, de vuisten gebald en het linkerbeen iets voor het rechter geplaatst. De vormgeving is star en schematisch. Veel geprezen is de fijne gelaatsuitdrukking van deze beelden, de zogenaamde archaïsche glimlach. De eerste archaïsche beelden waren heel hoekig maar bij dit beeld zijn de vormen al mooi rond. Het haar ziet er uit als een kunstig vlechtwerk met kralen. De beelden zijn erg frontaal: ze moeten vooral van voren bekeken worden. Meestal weten we niet wie deze beelden hebben voorgesteld. Ze worden eenvoudigweg kouros (=jonge man) of korè (=jonge vrouw) genoemd.
Toevallig weten we dat dit het grafbeeld was van Kroisos, een strijder die bij het gevecht in de voorste linie de heldendood stierf. Het is onwaarschijnlijk dat Kroisos er heeft uitgezien als deze jongeman. Realistische afbeeldingen van mensen, d.w.z. portretten, zien we pas in de 4de eeuw v.C. verschijnen. Tot die tijd ziet de kunstenaar het als zijn taak de goddelijke gave die hij heeft ontvangen te gebruiken om in zijn werk te streven naar goddelijke volmaaktheid. We noemen deze werken daarom geïdealiseerd.

De volgende afbeelding is van een bronzen beeld van Riace. Een van de twee bronzen beelden die in 1972 voor de kust van Zuid-Italië, bij het plaatsje Riace, werden opgedoken.
Na 480 v.C. worden de beeldhouwwerken gaandeweg levendiger, lijken de figuren beweeglijker en steeds meer van vlees en bloed. Zorgvuldige observatie van de werkelijkheid en groot vakmanschap leidden tot perfecte anatomie en levendige houdingen. We zijn beland in de klassieke periode van de Griekse beeldhouwkunst.
Een lichaam in rust werd niet langer weergegeven door een rechte stand met de benen naast elkaar, maar door de z.g. contrapposto. Deze Italiaanse term duidt de stand aan waarbij het lichaamsgewicht op één been rust (standbeen) terwijl het andere vrijwel onbelast is (spilbeen). De heup van het standbeen komt iets omhoog terwijl de schouder aan die zijde, omwille van het evenwicht, iets zakt.

Het is waarschijnlijk dat de beelden afkomstig zijn van een schip dat schipbreuk leed toen het de beelden van Griekenland naar Italië vervoerde. Hoewel wij van deze beelden niets uit andere bronnen weten, worden ze door wetenschappers gedateerd in de eerste helft van de 5de eeuw v.C.
Bijna alle Griekse beelden uit de klassieke periode kennen we alleen doordat sommige van de kopieën die de Romeinen er van lieten maken bewaard zijn gebleven. De originelen, die veel mooier waren dan de kopieën, zijn bijna allemaal verloren gegaan. Dat dit zeker originele Griekse beelden zijn, maakt ze heel interessant.

Ook hier is het weer niet te zeggen wat de beelden hebben voorgesteld; goden, atleten, krijgers? We hebben ook hier te maken met de sterk geïdealiseerde weergave van mensfiguren. Bij een nauwkeurige beschouwing van de twee beelden wordt duidelijk hoe deskundig en bekwaam te werk is gegaan (kijk op Internet voor gedetailleerde foto's). Let op de tanden en ogen, die uit ander materiaal zijn vervaardigd (helaas zijn de pupillen verloren gegaan). Zelfs wimpers heeft de kunstenaar aangebracht. Let ook op de iets openstaande mond, op de sierlijke vormgeving van het haar en op de weergave van spieren en aderen.

Hermes van Praxiteles
Hermes van Praxiteles. Ca.330-320 v.C. Marmer, hoogte 215 cm.
Museum Olympia.
Foto: Wikimedia Commons / Roccuz.

---
Laocoöngroep, Rome
Laocoöngroep, eerste eeuw v.Chr. De beeldengroep stelt de Trojaanse priester en ziener Laocoön met zijn twee zoons voor. Ze worden gewurgd door zeeslangen van Poseidon omdat Laocoön de Trojanen wilde waarschuwen voor het gevaar van het naar binnenhalen van het paard van Troje. Rome, Vaticaanse Musea (Museo Pio - Clementino).
---

Uit de 4de eeuw v.C., de laat-klassieke periode, dateert de beroemde Hermes van de beeldhouwer Praxitiles.
Op zijn arm heeft de god de kleine Dionysus, god van wijn en bedwelming. Hier is de houding heel soepel geworden. De romp is gekromd, de figuur leunt ontspannen tegen een steun. De zachte welvingen en fijne trekken van de god geven het beeld een heel teder karakter. Hoewel het hier zeker om een god gaat, is dit beeld veel menselijker en charmanter dan het beeld dat we zojuist zagen, al is het nog steeds erg geïdealiseerd.









In de Hellenistische periode (vanaf 338 v.C.), maakt het idealisme steeds meer plaats voor realisme. Niet alleen proberen de kunstenaar het uiterlijk van mensen natuurgetrouw weer te geven, zoals in de portretten; ze proberen ook gevoelens en emoties van mensen in hun werken te laten zien. Ze houden dan ook van taferelen waarin emoties een grote rol spelen.








De beroemde Laocoöngroep is daar een mooi voorbeeld van. Dit is een Romeinse kopie van een Grieks origineel. Het verhaal van Laocoön behoort tot die van de Trojaanse oorlog.

In hun laatste poging de stad Troje na tien jaar te overmeesteren bedachten de Grieken de list met het houten paard. Het was de bedoeling dat het paard, waarin zich een aantal Grieken hadden verborgen, als een geschenk voor de godin Athena binnen de stadsmuur gehaald zou worden, zodra een schijnmanoeuvre de Trojanen had doen geloven dat de Griekse belegering beëindigd was. De priester Laocoön doorzag de list en waarschuwde de Trojanen heftig. Als voorstander van de Grieken, en bang dat het plan zou mislukken stuurde Athena daarop giftige slangen naar Laocoön en zijn beide zonen. Alle drie werden ze gedood. Het paard werd in triomf binnen gehaald maar 's avonds kwamen de Grieken uit het paard tevoorschijn en openden de stadspoorten. Zo werd Troje overwonnen en vervolgens vernietigd. Slechts enkele Trojanen konden vluchten, onder wie Aeneas, die na lange omzwervingen Italië bereikte. Uit zijn geslacht kwamen volgens het verhaal de stichters van Rome, Romulus en Remus voort.

1.3.2 Griekse tempels

Het Myceense megaron was het voorbeeld voor de eerste tempels. Dat bestond uit een rechthoekige ruimte, de naos (cella in het Latijn), waarin het beeld van de godheid stond opgesteld. De twee lange zijden van die naos staken iets uit. De uitstekende delen noemen we anten. Tussen de anten werden zuilen geplaatst zodat voor de naos een voorportaal ontstond, de z.g. pro-naos. Tot in de 7de eeuw werden de tempels gemaakt van hout en gedroogde tegels, daarna alleen nog maar van steen. Rond 700 v.C. ontstonden de Dorische- en Ionische orde (bouwstijlen).
Bij latere tempels zien we dat naos en pronaos zijn omgeven door een zuilengang, we spreken dan van een peripteros. De naos is vaak door zuilenrijen in meerdere 'schepen' verdeeld (zie de plattegrond van de tempel op deze pagina).

peripteros
Grondplan van de zogenaamde Poseidon-tempel.
A. Peristyle (zuilengang)
B. Pronaos (voorportaal)
C. Naos (cella)
D. Opistodomos

---

De Korinthische orde werd pas rond 420 v.C. geïntroduceerd.
Een Griekse stad kon niet bestaan zonder tempels. De tempel werd beschouwd al symbool van eenheid tussen de goden en de mensen. Alle Griekse tempels zijn gebouwd in een oost-west oriëntatie. De voorzijde was altijd naar het oosten gericht, de plaats waar de zon opkomt (de belangrijkste god van alle oude volken). Voor de tempel bevond zich het altaar, een religieus centrum in de stad waar men bijeenkwam voor het offeren van dieren en het aanroepen van de goden door de priesters.

De vier zijden van de peripteros-tempel zijn volledig open, en dat is een van de belangrijkste eigenschappen van de Griekse tempels, hun open structuur. Alleen de naos - het gewijde deel van de tempel - was aan drie zijden gesloten. Precies in het midden van de naos bevond zich het beeld van de god. De gelovigen mochten de naos niet betreden. Ze mochten komen tot bij de pronaos waar zij in processie bijeenkwamen en hun offergaven, voornamelijk dieren, juwelen en beeldjes van aardewerk, aanboden aan de priesters die de gaven op hun beurt aan de goden offerden. Tijdens offerfeesten konden de armen ook eens een stukje vlees eten, want het vlees van de offerdieren werd onder hen verdeeld. Als de schakel tussen goden en mensen genoten de priesters een enorm aanzien en vertrouwen.

kapitelen
Verschillende Griekse kapitelen:
Links: Dorisch
Midden: Ionisch
Rechts: Korintisch

---

Bij de bouw van de tempels maakte men naar alle waarschijnlijkheid gebruik van aarden hellingen waarlangs met behulp van lieren, cilinders, touwen en de sterke armen van de werklieden de steenblokken op hun plaats werden gebracht. De onderdelen van de tempel werden in steengroeven uitgehakt, meestal in de buurt van de bouwplaats. De enorme zuilen waren niet uit een stuk, maar uit meerdere delen, de trommels. De trommels werden op elkaar gestapeld en met ijzeren staven verbonden. De lengtegroeven (cannelures) in de zuilen werden pas later aangebracht.

Hierboven zijn drie van de tempels afgebeeld die werden gebouwd in de Griekse kolonie Poseidonia, het latere Paestum in Zuid-Italië. Behalve een tempel uit de klassieke periode vinden we er hier twee uit de archaïsche tijd die goed bewaard zijn gebleven.

1.3.3 Klassiek-Griekse schilderkunst

Van de schilderkunst uit de klassieke periode is heel weinig bewaard gebleven. Om de schilderkunst te leren kennen moeten we ons daarom behelpen met het beschilderde aardewerk waarvan we wel een enorme hoeveelheid hebben. Een aantal voorbeelden daarvan heb je al kunnen zien in het voorgaande.
Een zeldzaam voorbeeld van klassieke schilderkunst werd eveneens gevonden in Paestum. Het bestaat uit fresco's die zijn aangebracht aan de binnenzijde van een graftombe uit ongeveer 470 v.C. die onaangeroerd werd gevonden in 1962. Het skelet van de gestorvene was nog intact tot het moment dat het in aanraking kwam met de verse buitenlucht; door de wind verviel het in één keer tot stof.

Op een van de afbeeldingen zien we een jongeman die van een springplank duikt. De voorstelling moet worden opgevat als een verbeelding van de reis van dit leven naar het volgende; als het moment van reiniging van de ziel die na de dood naar een andere wereld vliegt.

Op de andere afbeelding een detail van een lijkmaal, zoals dat bij begrafenissen werd aangericht. Zulke maaltijden waren alleen bestemd voor mannen. Gelegen op rustbedden achter tafeltjes waarop drinkschalen staan maken ze muziek en spelen ze spelletjes zoals kottabos. Bij dat spel moest wijn uit de drinkschaal in een andere schaal worden gegooid onder het uitroepen van de naam van een vrouw. Raakte de wijn de schaal dan zou de man de genoemde vrouw als minnares krijgen.
Het afgebeelde deel van de voorstelling is onmiskenbaar erotisch van aard: de man rechts trekt het gezicht van de nog baardeloze jongeman voorzichtig naar zich toe.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


1.4 Stijlkenmerken Griekse kunst uit de oudheid (samenvatting)

Algemene karakteristiek

Er is geen duidelijk verschil tussen kunst en ambacht. Kunstwerken staan in dienst van de gemeenschap. Beeldhouwkunst staat meestal in dienst van religie. Veel gebruiksvoorwerpen worden kunstzinnig vormgegeven maar zijn niet voor de eeuwigheid bedoeld.

Het bovennatuurlijke, zoals de wereld van de goden en van het leven na de dood, wordt gezien als een variant op de werkelijke wereld. Mythen en sagen, waarvan men weet dat ze door dichters zijn opgeschreven, vormen het beeld dat de mensen van de godenwereld hebben, en die wereld lijkt heel veel op de gewone wereld.

De oude Grieken zijn niet steeds op zoek naar iets nieuws maar meer naar perfectionering van het bestaande. In de ontwikkeling van de Griekse kunst zien we daarom geen grote stappen maar een langzame voortgang naar steeds meer verfijning.

Zeer veel kunstvoorwerpen zijn teruggevonden in graven omdat ze als grafgiften aan de doden zijn 'meegegeven'.


Griekse Schilderkunst uit de oudheid

Schilderkunst is nauwelijks bewaard gebleven, behalve op aardewerk.


Inhoud

Scènes uit de goden- en heldenwereld (b.v. Homerus), offerscènes, begrafenisscènes, dodenmalen, atleten, scènes uit het dagelijks leven.


Vorm

De oudste decoraties op aardewerk bestaan uit abstracte, geometrische patronen. Daarna komen de vazen met plant- en diermotieven. Op jongere vazen (na 600 v.Chr.) zien we figuren en tafereeltjes afgebeeld. Tot ca. 530 v.Chr. worden die met zwarte kleurstof aangebracht (zwartfigurig), na 530 v.Chr. worden de figuren in de kleur van de klei uitgespaard (meestal rood → roodfigurig).


Functie

Graven en voorwerpen die speciaal als grafgift zijn gemaakt, dienen om de doden te begeleiden naar het leven na de dood en om hen daar van dienst te zijn.

De meeste vazen werden gewoon gebruikt om drank en voedsel in te doen.


Griekse Beeldhouwkunst uit de oudheid

Inhoud

Discuswerper 'Lancelotti'.
Discuswerper 'Lancelotti'. Romeinse kopie (140 na Chr.) naar een Grieks, bronzen origineel van Myron (ca. 460 v. Chr.), Rome, Museo Nazionale Romano di Palazzo Massimo.
** PLEASE DESCRIBE THIS IMAGE **
Laocoöngroep, Rome
Laocoöngroep, eerste eeuw v.Chr.
** PLEASE DESCRIBE THIS IMAGE **

De Griekse beeldhouwers uit de archaïsche en klassieke periode lijken steeds een bovennatuurlijk ideaal voor ogen te hebben gehad: de beelden zijn geïdealiseerde mensen - veel mooier dan in werkelijkheid. Deze natuurgetrouwheid laat geen ruimte voor individuele trekjes en afwijkingen van de perfectie. Beelden stellen goden, helden of atleten voor.

In de Hellenistische periode (na 338 v.Chr.) proberen beeldhouwers ook emoties en individuele trekken van mensen te laten zien (zelfs portretten). 'Lelijke' thema's (zoals de dood) worden niet meer geschuwd.


Vorm

Functie

Vrijwel altijd voor devotie (aanbidden) of als eerbetoon aan een godheid of held. In het Hellenisme ook portretten. Kleine beeldjes kunnen zijn gemaakt als grafgift of als votiefbeeldje (meestal gebakken klei).


Griekse Bouwkunst uit de oudheid

Palestrina, mozaïek

Inhoud

De tempel wordt beschouwd als het symbool van eenheid tussen de goden en de mensen, tussen de cultuur en de natuur. Hij is een afspiegeling van het Hogere en moet daaraan uitdrukking geven.

Het theater in het oude Griekenland heeft oorspronkelijk ook een religieuze betekenis. Het is bedoeld voor een ritueel in de cultus van Dionysos. Ook in theatergebouwen speelt de relatie met de natuur een belangrijke rol.


Vorm

In de tempelbouw blijft men zoeken naar harmonie en evenwicht door volmaakte vormen en verhoudingen. De bouwmeesters weten een beperkt aantal elementen (zuilen met kapitelen, hoofdgestel, timpaan → architraafbouw) in vorm, maat en verhouding steeds fijner op elkaar af te stemmen.

De Griekse bouwkunst brengt drie 'orden' voort die tot op de dag van vandaag worden gebruikt: Dorisch, Ionisch en Korinthisch.

Voor de bouw van theaters wordt gezocht naar plaatsen waar de natuur zowel praktisch (een helling om zitplaatsen tegen te plaatsen) als esthetisch (een wijds uitzicht) bij het gebouw aansluit.


Functie

De meeste gebouwen die nog bestaan zijn tempels en theaters.


© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel. Lees de gebruiksvoorwaarden.


Video's

Tenslotte vind je hieronder een aantal video's die je kunt gebruiken voor zelfstudie (links openen in een nieuw venster).

Mark van Berlo