7. Barok
1550 - 1750

Asamkirche München

7.1 Tijdsbeeld

7.1.1 Reformatie en contrareformatie

Il Gesù, Rome
Religie overwint de Ketterij en de Haat, beeldengroep door Pierre Le Gros de Jongere (1695-1699). Chiesa del Santissimo Nome di Gesù all'Argentina (kortweg Il Gesù).
---
Sint Ignatius
Rome, beeld van de heilige op het graf van Sint-Ignatius. Il Gesù, Rome.
---
Il Gesù, Rome
Rome, il Gesù, 1576-1584. Giacomo della Porta.
De Jezuïeten in Italië ontwikkelden een eigen vormgeving voor hun kerkgebouwen, voor het eerst toegepast in deze kerk. Kenmerken van de gevel zijn: driehoekig timpaan bovenop; zwaar, in- en uitspringend lijstwerk; sterk benadrukte middenpartij.

---

Door de reformatie heeft de kerk van Rome veel aan macht en gezag verloren. Grote gebieden waren onder invloed van het protestantisme gekomen en keerden zich ook in politiek opzicht tegen de katholieke macht en invloed. Op religieus en politiek gebied werd Europa in verschillende kampen verdeeld. In Trento werd een kerkvergadering bijeengeroepen om plannen te maken voor het herstel van de rooms-katholieke (Concilie van Trente (1545-1563)). De kerk moest worden gezuiverd en vernieuwd. Deze vernieuwingsbeweging heet contrareformatie. Een nieuwe kloosterorde belastte zich met de taak de nieuwe ideeën te verspreiden. Het was de orde van de Jezuïeten.

7.1.2 De staten.

In de 17de eeuw waren het maar een paar machthebbers die de politiek van de meeste gebieden van Europa bepaalden en daardoor beslisten over oorlog en vrede.

Daar was allereerst de familie van de Habsburgers. Na de dood van Karel V was het huis gesplitst in een Spaanse en een Oostenrijkse tak. De Spaanse tak regeerde tot 1700 over Spanje, de Italiaanse bezittingen, de Zuidelijke Nederlanden en de koloniën; de Oostenrijkse tak over Oostenrijk, Bohemen en Hongarije. Bovendien leverde de Oostenrijkse tak de keizers van het Duitse Rijk.
In Frankrijk regeerde het huis Bourbon, met Hendrik IV, Lodewijk XIII en Lodewijk XIV.
Het midden van Italië was in handen van de rooms-katholieke Kerk, de zogenaamde Kerkelijke Staat. Daarvan was de Paus de leider.
Engeland was gedurende de hele 17de eeuw een zelfstandig Koninkrijk onder het huis Stuart.
De Noordelijke Nederlanden hadden zich al in 1572 min of meer los gemaakt van Spanje door Willem van Oranje als stadhouder te erkennen. In 1588 ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De onafhankelijkheid van Nederland werd pas in 1648 door Spanje erkend.

7.1.3 Oorlogen en godsdiensttwisten

Binnen de staten en tussen de mogendheden waren voortdurend spanningen en oorlogen. Bijna steeds hadden die een belangrijk godsdienstig aspect. Veel gebieden waren sinds de reformatie overgegaan tot het protestantisme. De grote katholieke mogendheden probeerden nu deze gebieden met geweld terug te winnen voor de rooms-katholieke kerk en hun eigen rijk. De strijd tegen de protestanten, gesteund door de contrareformatie, moest de macht en invloed van de katholieke kerk herstellen.
In de noordelijke Nederlanden werd de protestantse geloofsleer van Johannes Calvijn het meest aangehangen, tot grote ergernis van de katholieke Spanjaarden. De noordelijke Nederlanden bevochten hun onafhankelijkheid van Spanje in de Tachtigjarige oorlog (1568-1648).
Handelsconcurentie met Engeland leidde tot de Hollands-Engelse zeeoorlogen. In Duitsland woedde van 1618 tot 1648 de dertigjarige oorlog tussen de Katholieke Liga onder leiding van de keizer en opstandige protestanten. In 1618 werden in Praag twee keizerlijke ambtenaren uit een raam gegooid door protestanten; dat was het begin van de oorlog. De keizerlijke macht was na de oorlog ernstig verzwakt ten gunste van de zeven of acht vorsten over kleinere gebieden, de zogenaamde keurvorsten.

Lodewijk XIV ondernam vanaf 1667 drie veroveringsoorlogen. Hij wilde de Habsburgers terugdringen en de Rijn tot grens van zijn rijk maken.

7.1.4 Staatsvormen

Lodewijk XIV - Rigaud
Hyacinthe Rigaud, portret van Lodewijk XIV, 1681, olieverf.
62 jaar oud was de koning toen dit schilderij werd gemaakt, en hij regeerde al 57 jaar over Frankrijk. De `zonnekoning' werd vereerd en aanbeden alsof hij een godheid was.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---

Veel vorsten in de 17de eeuw eigenden zich naar Frans voorbeeld onbeperkt gezag toe. Lodewijk XIV trachtte de belichaming van de staat te zijn ("L'état, c'est moi"). Alles was in zijn ogen toegestaan om de eenheid van de staat en de macht van de vorst te dienen. Men noemt deze staatsvorm absolutisme. Een grote hofhouding, grote paleizen en veel praalvertoon waren er de kenmerken van.
In de Verenigde Provinciën daarentegen beheerste de nuchtere koopmansstand de politiek. De macht was hier gespreid. Het overkoepelend bestuur van de zeven gewesten bestond uit de Staten Generaal. Elk gewest was daarin vertegenwoordigd. Eenstemmigheid was vereist in zaken van 'bestand, oorlog, vrede en belastingen'. Daarnaast had elk gewest zijn eigen Statenvergadering waarvan de samenstelling verschillend was.

7.1.5 Handel

Op het gebied van de handel was de 17de eeuw voor Engeland en vooral voor Nederland een gunstige tijd. Het calvinistische geloof, waarin hard werken en zuinig leven tot levensvisie werden, had daar zeker invloed op.
In 1602 de werd de Verenigde Oost-Indische Compagnie opgericht. De West-Indische Compagnie veroverde vooral Spaanse eigendommen, waaronder de Spaanse Zilvervloot (1628). Amsterdam werd het financiële hart van de wereld. Deze eeuw bracht zoveel welvaart dat de 17de eeuw in Nederland de Gouden Eeuw genoemd wordt. De Republiek had belangrijke koloniën als Java, Kaapstad en Ceylon, maar ook eigendommen in Noord- en Zuid-Amerika, en verdiende een vermogen in de vrachtvaart. Ook de slavenhandel was een belangrijke bron van inkomsten: van 1650 tot 1800 werden zo'n half miljoen Afrikanen op Nederlandse schepen naar de Nieuwe Wereld getransporteerd.

7.1.6 Scheepvaart

Fluit
Hollands koopvaardijschip uit de 17de eeuw.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---
Jacobsstaf
Het gebruik van de graadstok of jakobsstaf, een instrument om de positie te berekenen vanuit de zonnestand.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---
Cellarius
Kaart van de oude wereld uit de sterrenatlas Harmonia Macrocosmica door Andreas Cellarius, 1708, Amsterdam.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---

In de 17de eeuw waren de Nederlanders een zeevarend volk als geen ander. Het is daarom nu een goed moment eens stil te staan bij de ontwikkelingen in de scheepvaart.
In de middeleeuwen werden op particuliere vrachtboten, wanneer die voor oorlogvoering werden gebruikt, op de voor- en achtersteven vaak opbouwtjes geplaatst, de kastelen. Tot het gebruik van het kanon werden tijdens zeeslagen net als op het land gevochten: man tegen man. Vanaf de 'kastelen' kon men van alles en nog wat naar beneden gooien.
Uit dit 'ronde' type schip ontwikkelden de Spanjaarden en Engelsen het oceaanschip dat galjoen wordt genoemd. Ook de eerste galjoenen hebben een verhoogde voor- en achtersteven. Voordien hadden de meeste schepen slechts één mast; de galjoen had er vier!
Het Nederlandse oceaanschip was het fluitschip. De fluit was aan het einde van de 16de eeuw speciaal ontwikkeld voor vaarten op grote afstanden. Dit type was veel groter en sneller dan de schepen die tot dan toe waren gebruikt voor de kustvaart.
Kanonnen kende men al in het begin van de 14de eeuw, maar toen waren ze bijna even gevaarlijk voor degene die ze afvuurde als voor de vijand. Veel beter waren de uit een stuk gegoten kanonnen van na 1500, daarmee kon men zo'n 1500 meter ver schieten. In de loop van de 16de eeuw werden de meeste schepen uitgerust met geschut. Pas halverwege de 17de eeuw werden er schepen gebouwd die alleen voor de oorlogvoering bestemd waren. Deze speciale oorlogsschepen vervoerden geen vracht en konden dus veel meer kanonnen vervoeren; soms wel 100 stuks.

7.1.7 Navigatie

Om tochten over zee te kunnen maken is het noodzakelijk de positie van het vaartuig te kunnen bepalen om daaruit te kunnen afleiden hoe de plaats van bestemming moet worden bereikt. De techniek die dat mogelijk maakt noemen we navigatie. In het begin van de scheepvaart bleef man zoveel mogelijk in de buurt van de kust en wanneer de kust uit het zicht was, oriënteerde men zich enigszins op sterren als de poolster en het zuiderkruis. Een grote stap voorwaarts was het kompas, door de Chinezen uitgevonden en door de Arabieren in de 12de eeuw naar Europa gebracht. Met behulp van een kompas kon men een bepaalde, vaste koers volgen.
In de 15de en 16de eeuw leerde men de breedte bepalen door hoogtemeting van de poolster, later ook van andere hemellichamen. Daarvoor werden diverse instrumenten gebruikt gebaseerd op het principe van de gradenboog, zoals het kwadrant en de jacobsstaf . Met behulp van een log kon men de snelheid van een schip bepalen. Mede dankzij deze instrumenten waagde men zich verder uit de kust en werden grote ontdekkingsreizen mogelijk.

Een veel nauwkeuriger instrument om hoeken te bepalen was de sextant, in 1699 uitgevonden door Newton. Het uurwerk, dat al in de 13de eeuw was uitgevonden, was in de 18de eeuw geschikt om als chronometer op schepen te gebruiken. Wist men de datum en tijd, dan kon men de positie van alle hemellichamen opzoeken en daaruit precies de positie bepalen, ook de geografische lengte.

Naarmate de navigatiemethoden beter werden, kon men ook nauwkeurigere kaarten maken. In de 17de eeuw werden in de Nederlanden veel kaarten vervaardigd van hoge kwaliteit, van de hele - toen bekende - wereld.

Ignatius Pozzo
Deze plafondschildering van Andrea Pozzo, 'de opneming van St.-Ignatius in het paradijs', is een van de sterkste staaltjes van barok illusionisme. De vormen van het bouwwerk waarin de schildering zich bevindt en de schildering zelf vormen een volmaakte eenheid en gaan onzichtbaar in elkaar over.
---
Versailles Tuin
Het paleis van Versailles bij Parijs is een van de indrukwekkendste bouwwerken uit de barok. Het werd grotendeels gebouwd van 1661 tot 1690 voor Lodewijk XIV. Het paleis bood in zijn gloriedagen -behalve aan de koning- onderdak aan zo'n duizend edellieden, die werden bediend door een staf van een kleine tienduizend leden personeel. Wereldberoemd zijn ook de bij het paleis behorende tuinen.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---
San Carlo alle quattro fontane
Het barokke spel van holle en bolle vormen bereikt een hoogtepunt in het kerkje San Carlo alle quattro fontane in Rome, van Francesco Borromini.
---

7.1.8 Het zuiden: triomf van kerk en vorst

Evenals de Contrareformatie ontstond de barok in Rome. De barok wilde door grootsheid en praal de overwinning van de kerk uitdragen. Kerken werden enorm groot gemaakt en de versieringen heel uitbundig. Rome werd door de pausen en kardinalen veranderd in een indrukwekkend theater ter meerdere glorie van henzelf en de kerk die zij vertegenwoordigden.
De zelfverheerlijking van absolute vorsten als Lodewijk XIV in Frankrijk leidde misschien nog wel tot grotere pronkzucht, al was Frankrijk met zijn grote aantallen protestanten in wezen veel minder 'barok' dan Italië.

Barok was - vooral in Zuid- en Midden-Europa - een alles doordringend levensgevoel: beeldhouw- en schilderkunst gingen moeiteloos over in architectuur; de muziek verleende nieuwe glans aan de kerkelijke en hoffeesten; de dweperige godsdienstbeleving, de literatuur, maar ook het meubilair, de kleding, de haardracht en de omgangstaal ondergingen een 'barokke' aanpassing. De barokkunst sprak de gehele maatschappij aan en werd door haar gedragen.

Behalve van uitbundige levensvreugde is de barok een uitdrukking van het verlangen naar het goddelijke, het hiernamaals, de hemel. Steeds zien we in de barok hoe kunstenaars met architectonische en schilderkunstige hoogstandjes alvast iets van de hemel willen laten zien. Werkelijkheid en verbeelding gaan onmerkbaar in elkaar over in de kerken met hun ruimtelijk-illusionistische plafondschilderingen.

De barok komt, evenals de renaissance, voort uit de klassieke traditie. In de bouwkunst bijvoorbeeld zijn veel van de gebruikte vormen en versieringen hetzelfde. Toch is de barok in veel opzichten tegengesteld aan de renaissance. Terwijl de renaissance streng, statisch en rationeel is; is de barok frivool, beweeglijk en overheerst het gevoel. Misschien is de poging heftige emoties uit te drukken wel het belangrijkste kenmerk van de barok.

Toonaangevende architecten waren Bernini en Borromini. Elliptische vormen, golvingen van hol naar bol, ingewikkelde constructies van pilasters en lijstwerk, in elkaar overgaan van verschillende geometrische vormen; geen middel lieten zij ongebruikt om hun gebouwen een dynamisch en feestelijk uiterlijk te geven.

Bernini was tevens de belangrijkste beeldhouwer van de Italiaanse barok. Ook in zijn beeldhouwwerk streeft hij naar dynamiek. En naar dramatiek: als hij een gebeurtenis in steen verbeeldt, probeert hij juist dàt moment te nemen waarop de actie een hoogtepunt bereikt. De hele gebeurtenis tracht hij samen te vatten in één 'gestolde' beweging.

In de schilderkunst was Caravaggio een belangrijke figuur. Hij schilderde als eerste de dingen zoals ze er echt uit gezien zouden kunnen hebben. Realistisch noemen we dat. Bovendien was hij de grondlegger van het clair-obscur, het gebruik van een sterk licht-donker dat door vele anderen, waaronder Rembrandt, zou worden overgenomen.

7.1.9 Noordwest Europa: burgerlijkheid

In Zuid- en Midden-Europa hadden de paus, de kardinalen en vorsten al hun macht behouden of nog verder vergroot. Zij konden daardoor beschikken over eindeloze hoeveelheden geld, en lieten daarmee overdadig versierde kerken en paleizen bouwen. In feite bleven deze gebieden feodaal van aard: behalve de vorst werd iedereen door een ander onder de duim gehouden en vrij ondernemerschap was maar voor weinigen mogelijk.

Amsterdam Gouden Bocht
17de eeuwse koopmanshuizen in Amsterdam.
---
Vermeer
De eenvoudige, ingetogen schilderijen met een alledaagse voorstelling van Johannes Vermeer zijn typerend voor de 17de eeuwse schilderkunst in de Nederlanden.
---

In sommige delen van Frankrijk, in Engeland maar vooral in de Verenigde Provinciën waren het de burgers zelf die over de inkomsten konden beschikken. Hier was het centraal gezag heel zwak en de grote vrijheid bood ondernemende burgers alle kansen zich te ontplooien. Bovendien betekende de ontdekking en uitbuiting van de overzeese gebieden een enorme impuls voor de handel; hierbij mag die in slaven niet onvermeld blijven. Hierdoor ontstond in de loop van de 17de eeuw een 'klasse' van welgestelde burgers die zich steeds meer bewust werd van haar macht. Het is vooral deze groep die in onze streken cultureel het aanzien van de eeuw heeft bepaald. Vandaar dat we deze cultuur burgerlijk noemen.
Deze burgerlijke en bovendien calvinistische cultuur bracht een andere kunst voor dan die van het katholieke zuiden. Gebouwen waren meestal kleiner en eenvoudiger versierd, de beeldhouwkunst was veel soberder.

Maar het grootste verschil zien we in de schilderkunst. In plaats van de wereldlijke en geestelijke vorsten waren het hier de rijke burgers die schilderijen kochten en opdrachten gaven tot het maken ervan. IJdel als men was, liet men zichzelf graag schilderen. Vandaar het grote aantal portretten: dikwijls portretten van één persoon, maar ook groepsportretten van bijvoorbeeld de schutterij, de regentessen, de chirurgijns en andere gilden. Ook schilderijen van landschappen, stillevens, zeegezichten, kerkinterieurs werden door de burgers verzameld, iets wat in andere landen nauwelijks voorkwam. Een verhaal apart zijn de zogenaamde genrestukken: schilderijen met gefantaseerde personen die het volksleven als onderwerp hebben. De handel in kunstwerken was zo bloeiend dat veel schilders werk gingen maken zonder opdracht, voor de vrije markt, in de wetenschap dat altijd wel te kunnen verkopen.

7.1.10 Muziek in de barok

Aristotelisch theater

Volgens Aristoteles wordt bij een tragedie de plot mooier “naarmate zij nog in haar geheel te bevatten is: een adequate grens van de omvang is die, waarbinnen het gelukt is om in een keten van handelingen, die elkaar volgens de waarschijnlijkheid of noodzakelijkheid opvolgen, een omslag (in het lot van de held) te bewerkstelligen van ongeluk naar geluk of omgekeerd...”

Daaruit volgen de aristotelische principes:
  • Eenheid van tijd: alle handelingen moeten elkaar chronologisch opvolgen en binnen ongeveer een etmaal plaatsvinden.
  • Eenheid van plaats: het hele verhaal speelt zich op één plaats af.
  • Eenheid van handeling: de ene handeling moet voortkomen uit de andere. Er is slechts één plot. Eventuele nevenplots mogen niet afleiden van het hoofdplot.
Catharsis en géén deus ex machina
Volgens Aristoteles ondergaat de toeschouwer bij een goede tragedie een catharsis, een emotionele zuivering doordat hij de heftige emoties van de held meebeleeft. De plotselinge komst van een god die zorgt dat alles weer goed komt (deus ex machina) past niet bij de principes van Aristoteles omdat de toeschouwer daardoor niet meer goed kan meeleven met de angsten van held en de catharsis wordt afgebroken.

Ook wat de muziek betreft moeten we een onderscheid maken tussen het protestantse noorden en het katholieke zuiden.

In het zuiden begon de barokmuziek met Monteverdi die zich afkeerde van de ingewikkelde meerstemmigheid en in plaats daarvan verstaanbare tekst met veel emotie wilde laten horen (seconda pratica). Geleidelijk aan maakte de stile antico, de universele polyfone stijl van de 16e eeuw met meestal gewijde muziek, plaats voor de stile moderno, bedoeld voor wereldlijk gebruik.

Aan de hoven werd veel muziek gecomponeerd als onderdeel van theaterspektakels met dans en/of toneel - en ook voor opera's.

In een opera werden muziek en toneel gecombineerd. Ieder personage werd door een zanger vertolkt. Alle tekst werd gezongen, soms bijna sprekend met sobere instrumentale ondersteuning (recitatief) en soms met veel expressie en uitgebreidere orkestrale begeleiding (aria).

De opera was aanvankelijk bedoeld als reconstructie van het klassieke drama volgens aristotelische principes (zie kader hiernaast). Volgens Aristoteles werd drama verlevendigd met melodie. Aan het einde van de 16e eeuw dachten componisten en theatermakers daarom dat het klassieke drama volledig gezongen moest zijn geweest. De eerste opera's houden zich dan ook grotendeels aan de aristotelische principes hoewel de deus ex machina toch weer vaak de ondergang van de held moest voorkomen, omdat het publiek nu een maal niet houdt van verhalen die slecht aflopen.


De katholieke barok kerkmuziek was als gevolg van de contrareformatie aanvankelijk sober (Palestrina) maar gaandeweg werd die weer uitbundiger en complexer.


De muziekpraktijk in de calvinistische Nederlanden was heel anders. Hoven bestonden hier niet en ook de kerk was hier geen opdrachtgever voor componisten. Muziek tijdens de kerkdiensten was er alleen voor de begeleiding van de samenzang. Sommige componisten mochten buiten de kerkdiensten spelen op het kerkorgel, maar dat was het wel zo'n beetje. De meeste muziek werd thuis gemaakt en was daarom eenvoudig. Er werd gemusiceerd met bijvoorbeeld zang, luit, fluit, citer, virginaal, gamba en/of viool.

In de late barok probeerde men grip te krijgen op de gevoelswaarde van muziek met behulp van de zogenaamde affectenleer. De affectenleer koppelt allerlei muzikale middelen, toonsoorten en instrumenten aan gevoelens.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


7.2 Dagelijks leven

7.2.1 Taveernes, koffiehuizen en collegieën

Adriaen van Ostade
Boeren in een Taverne. Schilderij van Adriaen van Ostade. Dergelijke schilderijen van gefantaseerde alledaagse tafereeltjes worden 'genrestukken' genoemd.
---

De steden waren omringd door hoge stenen muren of aarden wallen. Je kwam binnen door de poort die door de poortwachter op bepaalde uren werd geopend en gesloten. Als vreemdeling zocht je onderdak bij een herberg of taveerne. De taveerne was van oudsher de plaats voor de gezellige samenkomst van burgers uit alle standen. Rederijkers, de stedelijke regeringen, de gildes en andere colleges: allemaal kon je ze in de herberg tegenkomen. De maaltijden die voor deze gezelschappen werden aangericht waren zeer overvloedig en bestonden onder meer uit vlees, pasteien en gesuikerde vruchten. Van aardappelen dacht men dat ze giftig waren; ze werden alleen als sierplant gebruikt. In plaats daarvan werd er brood gegeten. De vork bestond nog niet. Men at dus met het mes en vooral met de vingers. Men dronk vooral bier, en wijn, die later in de eeuw soms gekoeld werd met ijs uit ijskelders. In de loop van de 17de eeuw zien we koffiehuizen verschijnen, en de meer besloten verenigingen, de collegieën. Sommige mensen waagden zich er aan een andere nieuwigheid: het toeback suygen, uit een lange stenen pijp (al werd er overal gerookt, tot in de kerk toe). Je kon er dikwijls ook en een nieuwspapier lezen, de voorloper van de krant, al was een bericht uit Venetië toch nog minstens drie weken oud.

7.2.2 Mode

Men trok enorm veel kleren over elkaar aan, "omdat ze te zuinig zijn de woningen behoorlijk te verwarmen", volgens een Engelsman uit die tijd. Zwart en wit overheersten. Als je modebewust was volgde je de Franse mode, maar dan wel op vele jaren achterstand.
Tegen 1640 drong ook in Holland de pruikenmode door. De opmars van de Franse mode beperkte zich toen niet meer tot kledij en haardracht alleen. Bij welgestelden werd het mode álles op z'n Frans te doen. Zelfs de taal raakte doorspekt met Franse woorden.

7.2.3 Spelen

Jan Steen Huisgezin
Jan Steen: Het vrolijke huisgezin (detail).
---
Pieter Claesz, vanitas stilleven
Pieter Claesz: Vanitasstilleven.
Afbeelding: wikimedia commons.

---

Hoewel gok- en kansspelletjes door strenge calvinisten werden verafschuwd, werd er volop gekaart, gedobbeld, en getiktakt. Ook het schaakspel en het damspel kende men al, en niet te vergeten het ganzenbord.
Gezonder waren de buitenspelen, zoals het kaatsen, verwant met ons volleybal en tennis, vaak gespeeld op speciale kaatsbanen; het maliën, waarbij met een soort hockeystick een bal over een maliebaan moest worden gedreven; het kolfen, de voorloper van ons golf; en het kegelen.

7.2.4 Gilden en kooplieden

Net als in de middeleeuwen was iedereen die handel dreef of handwerk verrichtte aangesloten bij een gilde. De wevers, molenaars, lakenkopers, schilders, pakdragers enzovoorts, allemaal hadden zij hun eigen gilde. Ieder gilde had zijn eigen wetten of statuten, die door de overheid goedgekeurd moesten worden. Ieder gilde had zijn hoofd, deken of olderman genaamd, en vóór de reformatie ook zijn beschermheilige, die vereerd werd bij een aan die heilige gewijd altaar in één der kerken. De leden der gilden, gildebroeders, gezellen en werklieden, moesten evenals hun overheden burgers van de stad zijn. Gildebroeder werd je pas na twee tot vier leerjaren en het afleggen van de meesterproef. De gilden hielden jaarlijks tenminste één gezamenlijke maaltijd. Soms ondernam men samen uitstapjes.

Een bijzonder gilde was de schutterij. Het schuttersgilde was verantwoordelijk voor de verdediging van de stad, voor hulp bij brand of watersnood en voor ordehandhaving binnen de stad. Schutterijen hadden vele rechten en privileges en konden door hun rijkdom gemakkelijk kunstwerken voor zich laten maken waarvan hun groepsportretten, de zogenaamde schuttersstukken, het bekendste zijn.
Geld was er in vele soorten in omloop. Een koopman had heel wat muntkennis nodig om zich niet te misrekenen. Elke stad had ook één of meer wisselkantoren. Al in de 15de eeuw werd het geldverkeer vaak geregeld met wisselbrieven, een soort cheques, die veel veiliger waren te transporteren dan contant geld.

7.2.5 Recht en orde

Nachtwacht
Het korporaalschap van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburch, beter bekend als de Nachtwacht, Rembrandt Harmensz van Rijn (1606-1669).
Van alle schuttersstukken is dit ongetwijfeld het beroemdste, vanwege zijn grote levendigheid, de ongewone opstelling en belichting van de figuren en de enorme actie in het schilderij.
De groep schutters staat op het punt te gaan marcheren. De man in het midden, in het zwart, geeft het bevel: zijn arm is uitgestoken, z'n mond geopend, de hiel van z'n linkervoet iets opgelicht. Hij is de kapitein en links naast hem staat de luitenant, in een goudgeel kostuum. Beiden zijn klaar voor vertrek in tegenstelling tot de rest van de schutters. Die zijn nog druk in de weer. De een laadt zijn geweer, de ander lost een schot. En tussendoor loopt een meisje, fel beschenen door het licht.
Afbeelding: Wikimedia commons.

---
Jan Steen
Jan Steen: Het snijden van de kei.
Afbeelding: Museum Boijmans van Beuningen.

---

Met de openbare orde en veiligheid was het in de 17de eeuw slecht gesteld. Het wemelde van de dieven, rovers, inbrekers en moordenaars.
Men verbrandde, geselde, plaatste in rasp- of tuchthuizen, brandmerkte, verminkte, pijnigde, radbraakte en stelde tot afschrik onthalsde hoofden en afgehouwen ledematen op de poorten, gaf de lijken aan de galgen aan de vogels als aas of liet ze door de lucht verteren. De misdaad nam er niet door af.
De rechtspraak was in handen van de opperschout of baljuw, met een aantal schepenen. Meestal deden de baljuw en zijn dienaren in misdadigheid nauwelijks onder voor het geboefte dat zij dienden te bestrijden. Op alle mogelijke manieren spanden zij met de misdadigers samen of perste hen geld af. Op straat bewaakten nachtwakers, spionnen en verklikkers de openbare orde.

7.2.6 Vertier

Door het jaar waren er regelmatig feesten, waarvan kopperdag, de maandag na Driekoningen, het meest uitbundig werd gevierd. Grote bron van vermaak waren verder de kermissen en jaarmarkten. Allerlei kramen met lekkernijen, kaartlegsters, acrobaten, koorddansers, apenspellen, goochelaars enzovoorts. Men vond er ook altijd de kwakzalvers, die allerlei smeersels, pillen en poeiers verkochten voor alle geheime kwalen. Zij hadden de steen der wijzen, om goud te maken, en het ware levenstinctuur voor een eeuwige jeugd. De kwakzalvers wisten goedgelovige plattelandsbewoners gemakkelijk wat kippen afhandig te maken door hen 'van de kei te snijden': het zogenaamd verwijderen van steentjes uit het hoofd van iemand die zich zonderling gedroeg.

7.2.7 Gezondheidszorg

Voor de gezondheid zorgden apothekers, geneesheren en heelmeesters. De apothekers bereidden de medicijnen die door geneesheren werden voorgeschreven, maar verkochten verder suiker- en banketwerk, confituren, parfumerieën, balsems en wijn. De geneesheren of doctoren hadden een redelijk goede reputatie. Anders lag dat bij de heelmeesters of chirurgijns. Dikwijls waren zij chirurg, tandarts en kapper (barbier) tegelijk, allemaal op een bedenkelijk niveau. Daar kwam langzaam verandering in toen aan de chirurgijns hogere opleidingseisen gesteld gingen worden. Sommige chirurgijns oogsten veel waardering. Zoals doctor Nicolaas Tulp die door Rembrandt vereeuwigd is terwijl hij les geeft in de anatomie. Voor de anatomische lessen waren er anatomische theaters.

7.2.8 'Sociale'-zorg

Weduwen, wezen, ouden, armen en zieken konden rekenen op enige zorg. Weduwen en ouden kwamen dikwijls terecht in hofjes; dat zijn rond een binnenplaats geplaatste, kleine huisjes. Een hofje werd geleid door regenten of regentessen, waarvan sommigen ook in het hofje woonden, zij het in een groter huis.

Voor de wezen waren er de weeshuizen, voor de zieken de hospitalen. De armen konden rekenen op giften van de burgers of de diakenen van de kerk.

© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


7.3 Uit de kunst

7.3.1 Rembrandt Harmensz van Rijn (1606-1669)
De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp.
Olieverf op doek.

Rembrandt

Wat we hier zien is een groepsportret. Het groepsportret is een typisch Hollands verschijnsel dat opkwam in het begin van de 17de eeuw. Met name bepaalde gilden, uiteraard de rijkere, lieten zich graag als groep vereeuwigen. Dat was natuurlijk weer voordeliger dan dat ieder voor zich een portret liet maken. Dit is het Gilde der Chirurgijns in Amsterdam.

Burgerlijke cultuur
  • republiek zonder centraal gezag;
  • grote macht en zelfstandigheid voor de steden;
  • opdrachtgevers zijn burgers;
  • veel macht in handen van burgers (vnl. regenten en kooplieden);
  • gewetensvrijheid en religieuze tolerantie;
  • calvinisme -> eigen verantwoordelijkheid en (schijnbare) soberheid;
  • toestroom van rijke en ervaren kooplieden uit Antwerpen;
  • gunstig handelsklimaat (Gouden Eeuw);
  • relatief goed onderwijs;
  • vrije kunstmarkt;
  • nieuwe inzichten in de handel door wetenschap en techniek;
  • handelscompagnieën (V.O.C.; W.I.C).

Chirurgijns stonden aanvankelijk in niet veel hoger aanzien dan gewone kwakzalvers. Dit was in de 17de eeuw wel wat veranderd. Door de overheid werd het niveau enigszins bewaakt. Zo waren de chirurgijns en hun leerlingen en knechten verplicht de lessen te volgen die gegeven werden door de professor anatomicus, een door de regering aangestelde chirurgijn met veel kennis en ervaring. Deze professor gaf twee maal per week een les. Om er zeker van te zijn dat de chirurgijns ook kwamen, moesten zij een kwartier voor de les van een groot bord hun naambordje wegnemen. Kwamen ze te laat of vertrokken ze te vroeg, dan moesten ze drie stuivers boete betalen.

Eén keer per jaar stelde de gemeente het lijk van een ter dood gebrachte misdadiger ter beschikking. Dat lijk werd dan in een openbare les door de professor ontleed. Bij sommige universiteiten was voor de lessen een theatrum anatomicum -anatomische theater- gebouwd. De studenten konden daarin vanaf boven elkaar gelegen, rondlopende galerijen de verrichtingen van de professor volgen.
Van 1628 tot 1653 was Dr. Tulp het hoofd van het chirurgijnsgilde in Amsterdam, hij is dan ook afgebeeld terwijl hij in de snijkamer van het gilde de andere chirurgijns les geeft. In dit geval is het lijk van Adriaen Adriaensz, die op 31 januari 1632 op achtentwintigjarige leeftijd werd opgehangen. Het wordt door de professor ontleed terwijl de anderen aandachtig toekijken. Het lijk waarop de sectie wordt verricht ligt in het volle licht. Tulp is afgebeeld in een levendige, docerende houding. De groep chirurgijns, opgesteld in een klassieke driehoekscompositie, is ondergeschikt aan het lijk en dokter Tulp; de aandacht valt pas later op hen. Door het lijk enigszins diagonaal op de voorgrond te plaatsen kon Rembrandt Tulp en zijn leerlingen een zo natuurlijk mogelijke houding geven. Ten opzichte van andere kunstenaars gebruikte Rembrandt steeds een grote vrijheid in de opstelling en de houding van de personen: ze staan niet stijf naast elkaar te poseren maar bezitten een grote levendigheid. Door de lichtval legt hij de nadruk op de gelaatsuitdrukkingen van de heelmeesters.
In dit schilderij is overtuigend gebruik gemaakt van het clair-obscur: sommige delen zijn helder verlicht terwijl andere wegvallen in de schaduw, met als doel sfeer te scheppen en bepaalde plaatsen te benadrukken.

7.3.2 Hendrick Avercamp (1585-1634)
Winterlandschap met ijsvermaak
Olieverf op paneel

Avercamp
Avercamp

Avercamp
Afbeelding: Rijksmuseum Amsterdam, Wikimedia Commons.
---

Hendrick Avercamp was de eerste Nederlandse schilder van 'wintertgens', zoals winterlandschapjes in de 17de eeuw genoemd werden. In Amsterdam had hij kennis gemaakt met de winterlandschappen van Vlaamse schilders, die daar na de val van Antwerpen in 1585 in Amsterdam hadden gevestigd en was daar erg door geboeid geraakt. Hij nam daar veel van over. We zien een winters sneeuwlandschap met een dichtgevroren vaart, een kerk, huizen en in de verte de flauwe omtrekken van een kasteel.

Opvallend is het hoge standpunt van de schilder (vogelvluchtperspectief). Daardoor hebben we een goed overzicht over alles wat zich op en rond het ijs afdpeelt. De ruimtewerking wordt versterkt door het atmosferisch perspectief: de kleurkracht neemt naar achteren toe af en de horizon valt weg in de winterse nevel.

Op het schilderij is heel veel te zien. Alles is gedetailleerd uitgewerkt en we zien mensen van verschillende leeftijden en van verschillende standen die allemaal plezier maken op het ijs. Alles wat in de 17e eeuw bij ijspret hoorde is afgebeeld: het onderbinden van schaatsen, vallen en opstaan, kolfspelen en zwieren. Ook zijn er kinderen aan het sleetje rijden en er gaat zelfs een arrenslee over het ijs. Mensen staan te kijken of wat te kletsen. Midden op het ijs staat een rijk geklede groep en links van hen komt een bedeelaar een aalmoes vragen.

Er zijn ook mensen die geen tijd hebben voor ijspret, zoal de rietsnijder rechts vooraan die met een bos riet loopt te sjouwen en de palingsteker die een drietand in zijn hand heeft.

Om vis te kunnen vangen moesten er gaten in het ijs gehakt worden. Dat moet natuurlijk ook om aan water te komen. Links op het schilderij is een herberg afgebeeld met daarop het wapen van Antwerpen. Voor de herberg is een gat in het ijs waaruit met behulp van een hijskraan water wordt geschept. In de hooijmijt achter de herberg ligt een stelletje te vrijen. Een rechtop gezet bootje naast de herberg doet dienst als toilet: we zien er een paar billen uit steken. Een stukje verderop doet nog iemand zijn behoefte. Om dat in het openbaar te doen was op het platteland blijkbaar heel gewoon. De mensen in de stad moesten lachen om de dommigheid van de boeren en hun primitieve gewoontes. Ze beleefden aan dit soort schilderijen veel plezier omdat er zo veel op was te ontdekken.

7.3.3 Bramante, Antonio da Sangallo, Michelangelo en Carlo Maderno
De basiliek van Sint Pieter te Rome.
Gian Lorenzo Bernini
Plein voor de Sint Pieter te Rome.

Sint Pieter
Sint Pieter
De afmetingen zijn zo gigantisch dat je ze nauwelijks meer kunt bevatten. Het bronzen baldakijn boven het altaar (in het midden van de foto) heeft al de hoogte van een flatgebouw van tien verdiepingen.
---
Sint Pieter
Rome, St.-Pieter, interieur.
Kijkje in de koepel. De versieringen zijn uitgevoerd als mozaïek.

---
Sint Pieter
Rome, St.-Pieter. Overzicht van het plein.
---

Petrus was de belangrijkste van Jezus' discipelen geweest en deze had tegen hem gezegd:

En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen....Ik zal u de sleutels geven van het Koninkrijk der hemelen."

Daardoor werd Petrus (Pieter in het Nederlands) beschouwd als de eerste en belangrijkste priester, als plaatsvervanger van God op aarde. De leiders van de Katholieke kerk noemen zich sindsdien de opvolgers van Petrus, de pausen.
Petrus was in Rome ter dood gebracht en op de plaats waar de resten van de apostel waren begraven was al in de 4de eeuw een kerk gebouwd. Ruim elfhonderd jaar later, rond 1500, was de toestand van die oude kerk zo slecht geworden dat de toenmalige paus besloot tot nieuwbouw. De nieuwe kerk voor St.-Pieter zou groter en mooier worden dan alle toen al bestaande kerken en zelfs dan alle (op dat moment zo bewonderde) monumenten uit de oudheid, de St.-Pieter immers was de hoofdkerk van de hele christelijke wereld. Zij moest alle gelovigen die dat wilden, kunnen herbergen en tegelijk een symbool zijn van de ontmoeting van hemel en aarde.
Meer dan honderd jaar, tot 1614, werd er aan de kerk gebouwd voordat ze af was. Het resultaat mag er zijn: de kerk is 211,50 m lang, de hoogte van het middendeel is 27,5 m, de doorsnede van de koepel is 42 m en de totale hoogte, met koepel, bedraagt 132,5 m. .
Hoewel met de bouw van de kerk werd begonnen in het tijdperk van de renaissance is zij uiteindelijk zeer barok geworden. In het oorspronkelijke plan was de kerk bijna helemaal symmetrisch. Rondom het middengedeelte onder de koepel waren vier even grote armen gedacht zodat de kerk het grondplan zou krijgen van een Grieks kruis. Dit plan paste goed in de gedachten van evenwicht en harmonie in de renaissance, maar veel minder in de barokke neiging tot imponeren. Daarom werd later het schip van de kerk verlengd, waardoor een lange 'weg' naar het altaar met een duidelijke richting is ontstaan. Deze as werd nog later buiten de kerk voortgezet door het plein voor de kerk door middel van een reusachtige zuilengalerij bij de kerk te betrekken.

Kijken wij naar het interieur dan valt de ruime, zaalachtige ruimte op. Die ontstaat door de grote breedte en het eenvoudige tongewelf dat de ruimte overdekt. Zo'n tongewelf is enorm zwaar en om het goed te kunnen steunen is aan beide zijden een stelsel van zware pilaren en kleinere koepelgewelven aangebracht. De ruimtes daartussen waren uitstekend geschikt als zijkapellen waarin grafmonumenten en nevenaltaren konden worden geplaatst, en waarin de talrijke heiligen konden worden vereerd die weer snel aan populariteit wonnen. De vroege barokkerken werden gebouwd als volkskerken; ze moesten ruimte kunnen bieden aan grote menigten, want in de contrareformatie werd weer iedereen verwacht deel te nemen aan het nieuwe godsdienstige leven, waarin de preek een belangrijke plaats innam. En als de gelovigen dan in de kerk waren moesten zij het gevoel krijgen al een beetje in de hemel te zijn, vol kostbare materialen, overrompelende ruimte- en lichteffecten, 'bijna echt' geschilderde en gebeeldhouwde heiligen en engelenkoren.

Opvallend is de enorme koepel, waardoor in de verhoudingsgewijs donkere ruimte een lichtwaterval naar binnen valt: grote contrasten dus ook in de bouwkunst.
Bij een barokke kerk hoort een façade, een pronkgevel die voor de kerk is geplakt en alvast laat zien welke pracht in het interieur verwacht kan worden. Bij veel Italiaanse kerken was alleen deze gevel die naar straat of plein was gekeerd uitgewerkt. De rest van de buitenkant van het gebouw bleef dan onbewerkt.
Bij de St.-Pieter zien we een brede gevel met halve zuilen onder een zware horizontale balk (hoofdgestel). De enorme zuilen lopen over twee verdiepingen door (kolossaalorde). Het middendeel, bekroond door een driehoekig timpaan, doet denken aan een tempelfront (het balkon boven de middelste toegang is het balkon der zegeningen waar vanaf de paus de menigten, die zich daarvoor op het plein verzamelen, toespreekt en zegent).

Op allerlei manieren heeft de architect geprobeerd de gevel te verlevendigen. We zien onder meer verdubbeling van de zuilen, in- en uitspringen van lijstwerk en muurvlakken, variatie in de ruimtes tussen de zuilen, afwisseling in toegangen en vensters en een balustrade met beelden bovenop.
Nadat de kerk was voltooid kwam het enorme voorplein tot stand. Het plein kan worden opgevat als een verlengstuk van de kerk; als voorhof. Zodra de bezoeker het plein heeft betreden wordt hij omsloten door de reusachtige armen die gevormd worden door de zuilenhallen en is zijn tocht begonnen naar een van de heiligste plekken van de christelijke wereld: het door een geweldig bronzen tabernakel bekroonde graf van Petrus.

7.3.4 Gian Lorenzo Bernini
De extase van de Heilige Theresia, 1652; 
beeldhouwwerk van brons, marmer en andere soorten steen

Bernini Theresia

Theresia was een Spaanse non die leefde in de 16de eeuw in de Spaanse stad Ávila. Zij was lid van de orde der karmelieten en speelde een grote rol bij het vernieuwen daarvan. Zij stichtte vele kloosters waarin de oorspronkelijke regels van de orde streng moesten worden nageleefd. De leden ervan waren bekend als barrevoeters, omdat zij geen schoenen droegen.

In de beeldende kunst worden vooral de visioenen van Theresia afgebeeld. Zo beschrijft zij onder meer hoe een engel een lange gouden speer met een brandende punt in haar borst dreef. Theresia schrijft erover: "De pijn was zo fel dat ik het uitriep, maar tegelijk voelde ik een zaligheid die ik voor eeuwig wilde behouden."

Bernini Theresia
Bernini: De extase van de Heilige Theresia.
---

Dat moment van verrukking is hier afgebeeld. De engel met de speer, die liefdevol glimlacht, lijkt als twee druppels water op het heidense liefdesgodje Eros; het enige verschil is dat dit engeltje de mensen niet bestookt met aardse, maar met Goddelijke Liefde. Theresia laat het vol overgave gebeuren.
In alle opzichten is dit beeldhouwwerk een schoolvoorbeeld van barokke kunst. Het beeldhouwwerk is opgesteld in een nis achterin een zijkapel van een kerk. Die nis is volledig afgestemd op het beeldhouwwerk: zij is als het ware het toneel waarop de scène zich afspeelt. Van bovenaf valt in de nis licht binnen. Dat licht, dat gezien kan worden als het symbool van Het Goddelijke, wordt door de bronzen stralen extra benadrukt. Op de zijwanden van de kapel, op de foto niet zichtbaar, zijn in reliëf balkons afgebeeld waarvandaan een aantal mensen neerkijkt op de scène. Architectuur en beeldhouwkunst vormen hier een eenheid.
Het kunstwerk is heel theatraal: de opstelling, houding en uitdrukking van de beelden zijn er allemaal op gericht een maximum aan emotie over te dragen; zo'n groot mogelijke indruk te maken op de toeschouwer. De figuren zijn los van de grond geplaatst, zodat zij lijken te zweven. Hier maakt de kunstenaar gebruik van een truc om een illusie op te roepen.
De ingewikkelde lichaamshouding van de figuren, de ordening met veel draaiingen en diagonalen en de levendig uitgewerkte plooival geven het beeldhouwwerk een beweeglijk karakter.
Met dit soort kunstwerken wilde men de eenvoudige mensen een indrukwekkend beeld voorschotelen van de Katholieke kerk, om te laten zien dat zij schitterender was dan ooit te voren en veel overtuigender het ware geloof belichaamde dan welke 'ketterse' dwaalleer ook.



© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel, J.Brouwer. Lees de gebruiksvoorwaarden.


7.4 Stijlkenmerken barok (samenvatting)

Modica, Catedrale di San Giorgio

Algemene karakteristiek

De term 'barok' is afgeleid van de Portugese juweliersterm 'barocco', wat 'onregelmatig gevormde parel' betekent.


Zuidelijke (Rooms-katholieke) Barok

De barok in het zuiden is de stijl van de contrareformatie. Het doel is de toeschouwer te overtuigen van het gelijk van de Rooms-katholieke kerk (t.o.v. protestanten) door te imponeren, door spectaculaire theatrale effecten, door heftige emoties en door uitbundige feestelijkheid. De barok tracht te laten zien dat het aardse leven een voorspel is van het hemelse leven. Door de nuchter ingestelde mensen in het noorden van Europa werd (en wordt) de barok vaak bestempeld als hoogdravend en overdadig. De barok is echter veel meer dan alleen protserige propaganda. Er zijn talrijke kunstenaars die behalve buitengewoon vaardig ook zeer origineel zijn. Door de samenvoeging van verschillende kunstdisciplines ontstaan totaalkunstwerken met buitengewone zeggingskracht.

Ook (absolute) vorsten zagen in de barok een geschikte stijl om hun macht en grootsheid uit te drukken.



Barok in de Noordelijke Nederlanden

Onder invloed van het calvinisme en de burgerlijke cultuur hier veel minder grootschalige projecten. De kunst is soberder.


Barokke schilderkunst

Inhoud

Veel emoties: lijdende Christus, martelingen van heiligen, mystieke ervaringen van heiligen, apotheosen (hemelopnames), Bijbelse taferelen enz. - alles zeer illusionistisch en herkenbaar voor de toeschouwer.


In de Republiek der Verenigde Provinciën zijn de regenten en burgers de kopers en opdrachtgevers. Deze wensen een voor hen herkenbare werkelijkheid. Veel kunstenaars gaan voor de vrije markt werken. Daardoor specialisatie in een bepaald genre en verkoop op de vrije markt: genrestukken (gefantaseerd taferelen uit het dagelijkse volksleven - dikwijls moraliserend), historiestukken, zeeslagen, pronkstillevens, vanitas-stillevens, bijbelse taferelen, portretten, landschappen, groepsportretten (waaronder schuttersstukken) enz.


Vorm

Zowel een strenge, klassieke richting waar men zich aan de regels houdt (zoals Poussin: poussinisten) als een vrije, dynamische richting, met de nadruk op een schilderachtige manier van werken (zoals Rubens: rubenisten).

In de bouwwerken veel muurschilderingen, waarin het trompe l'oeil (gezichtsbedrog) wordt toegepast.


Functie

Zeer uiteenlopend: van propaganda tot vermaak.


Barokke beeldhouwkunst

Inhoud

Kerk San Francesco a Ripa, Rome, Italië
Beeld door Gian Lorenzo Bernini van de Zalige Ludovica Albertoni in de Paluzzi-Albertonikapel in de San Francesco a Ripa (ca. 1674).

Kerk San Francesco a Ripa, Rome, Italië
Brutus laat zijn twee zoons terechtstellen omdat zij tegen de consuls van de stad Rome hebben samengezworen. Dit verhaal staat symbool voor de onpartijdige rechtvaardigheid. Beeldhouwwerk van Artus Quellinus in het Paleis (voorheen stadhuis) op de Dam in Amsterdam (1655).

Net als in de schilderkunst veel emoties. Voorstellingen van heiligen, martelingen van heiligen, mystieke ervaringen van heiligen, triomferend geloof en vertrapte ketters. Veel putti (engelachtige kinderfiguurtjes) verlevendigen de taferelen.

Veel grafkunst met geïdealiseerde portretten en allegorische figuren.


In de Republiek der Verenigde Provinciën wordt de beeldhouwkunst gebruikt om via klassieke goden, mythologische voorstellingen en allegorische figuren een eigentijdse (moraliserende) boodschap te vertellen.


Vorm

Functie


Barokke bouwkunst

Inhoud

Ruimteopvatting dynamiek en licht/donker werking kunnen een extatische naar de hemel reikende sfeer teweeg brengen.

Hollands Classicisme: de klassiek bouwkunst wordt gebruikt om herinneringen op te roepen aan de grootsheid van het oude Rome.


Vorm

Naast een uitbundige barok, in de landen waar de contrareformatie en/of absolutisme grote invloed krijgen, ontstaat in de landen waar deze voorwaarden ontbreken, een strenge, sobere barok, die sterk vasthoudt aan de renaissance beginselen (classicisme).


Functie

Er worden veel kerken, paleizen en monumentale landhuizen gebouwd. In de strenge barok, nadruk op de horizontaal, symmetrie en monumentaliteit.


© Auteursrechten (tenzij anders vermeld): belpaese.nl / N.Jongeneel. Lees de gebruiksvoorwaarden.


Video's

Tenslotte vind je hieronder een aantal video's die je kunt gebruiken voor zelfstudie (links openen in een nieuw venster).

Niek Jongeneel (belpaese.nl)

Mark van Berlo

En verder....