Cinema Italiano


Het begin

De eerste meters film die in Italië werden gedraaid, enkele maanden na de sensationele ontdekking door de gebroeders Lumière, hadden niet de aankomst van een trein als onderwerp of arbeiders die de fabriek verlaten, maar de strenge figuur van paus Leo XIII, de paus van het Rerum Novarum, die de filmcamera zegent. En gezegend zou de Italiaanse cinema zijn!
De Italiaanse filmindustrie ontstond tussen 1903 en 1908 en in korte tijd werd de Italiaanse cinema één van de belangrijkste ter wereld.
In de Verenigde Staten ontwikkelde zich de western. In Italië waren de historische films erg in trek; in het bijzonder films die zich afspeelden in de Romeinse tijd, want daarmee werd het eigen verleden verheerlijkt (zwaarden-en-sandalenfilms).
Maar al spoedig werden ook nieuwe genres geïntroduceerd:
  • melodrama’s, waarin ook pogingen worden gedaan tot een psychologisch realisme;
  • komische films;
  • ‘realistische’ films die geworteld zijn in de literaire stroming van het verisme of gebaseerd op verhalen uit de Italiaanse literatuur.
De intellectuelen stonden aanvankelijk nogal afwijzend tegenover het nieuwe medium en zagen er geen artistieke mogelijkheden in, maar na de Eerste Wereldoorlog veranderde dat.
Desondanks werden in de volgende tien jaar, tot het eerste verschijnen van de geluidsfilms, weinig opzienbarende films gemaakt. Door het onrustige politieke en sociale klimaat en de economische problemen leidde de Italiaanse cinema een onbetekenend en kleurloos bestaan.
Pas aan het einde van de jaren ’20 en het begin van de jaren ’30 begon zich een opleving af te tekenen.
De meer commerciële filmproductie in deze periode staat bekend als de "cinema van de witte telefoons", waarin het idee van welvarendheid en luxe werd gesymboliseerd door witte telefoons in de interieurs van quasi luxueuze appartementen die worden bewoond door al even ongeloofwaardige aristocraten.

Cinecittà

Op 27 april 1937 wijdde Mussolini het nieuwe studioterrein van Cinecittà aan de via Tuscolana aan de zuidkant van Rome in. Het is een indrukwekkend complex met vijfenzeventig kolometer straat, pleinen en tuinen, een groot bassin voor zee-opnamen, drie restaurants, verscheidene woongebouwen voor leidinggevenden en werknemers, zestien opnamestudio’s en kleedkamers voorzien van alle comfort. Het moest mogelijk zijn Cinecittà binnen te gaan met een idee en er met een voltooide film weer uit te komen.
Cinecittà moest er, samen met de Wet Alfieri (die aan de Italiaanse film een aanzienlijke staatssubsidie bood) en een sterk distributienetwerk voor Italiaanse films, voor zorgen dat een tegenwicht werd geboden aan de opmars van de Hollywoodfilms. Bovendien werden door middel van tientallen tijdschriften de Italiaanse fimsterren gepromoot. Door deze maatregelen steeg de productie tot een aantal van tachtig films per jaar. Merkwaardig genoeg gebruikte het fascistische bewind de cinema nauwelijks voor propagandadoeleinden: de filmindustrie was voor Mussolini vooral een economische factor.

Het Neorealisme

---
Anna Magnani in Roma, città aparta.

---
Ladri di Biciclette.

---
Vittorio Gassman en Silvana Mangano in Riso Amaro (1949) van Giuseppe de Santis.

De periode van de Tweede wereldoorlog was bepalend voor de Italiaanse film omdat zich in films als Uomini sul Fondo (1941) van De Robertis en Quattro Passi fra le Nuvole (1942) van Blasetti, het Neorealisme begon af te tekenen.
Na de Tweede Wereldoorlog leidde de felbegeerde vrijheid van meningsuiting, na twintig jaar dictatuur, in combinatie met de schaarse middelen en de noodzaak op straat te filmen (de studio’s van Cinecittà waren in gebruik als opvangkamp voor vluchtelingen) tot de ontwikkeling van de neorealistische film.
Het Neorealisme probeert een venster op de wereld te openen; zonder omhaal de plagen die het land teisterden in beeld te brengen; met het oog van de verslaggever de oorlog, de bezetting, de strijd van de partizanen en de bevrijding te laten zien. Het meest bijzondere van de neorealistische film is echter dat zij - door een grote mate van authenticiteit en oog voor detail - iets groots weet te maken uit het schijnbaar onbeduidende geklungel van mensen.
Roma città aperta (1945) van Roberto Rossellini (met Federico Fellini en Sergio Amidei als scenarioschrijvers) was de eerste neorealistische film. De film laat Rome zien in de nadagen van het fascisme (de actrice Anna Magnani werd door deze film bekend). Roma città aperta leverde de Italiaanse cinema nieuwe thema’s, een nieuwe stijl en nieuwe wijze van vertellen, maar er werden ook nog veel elementen gebruikt uit de traditionele film.
In Paisà daarentegen, door Rossellini een jaar later gemaakt met dezelfde scenarioschrijvers, was de breuk met het verleden radicaal. De film bestaat uit zes episoden die de opmars van de geallieerden in Italië laten zien vanaf het moment dat zij landen op Sicilië tot bij de monding van de Po. Steeds staat de verhouding tussen de lokale bevolking en de geallieerde troepen centraal.
Belangrijkste kenmerken van het Neorealisme zijn:
  • Er werd niet meer met grootse decors gewerkt.
  • Er werd veel op locatie gefilmd.
  • De recente geschiedenis werd kritisch bestudeerd.
  • Hoop op sociale veranderingen, maar pessimistisch.
  • Films houden vaak het midden tussen documentaire en drama.
  • Er werden geen echte climaxen bereikt in films.
In 1948 werd Ladri di Biciclette opgenomen, door Vittorio de Sica. De film gaat over een Romeinse afficheplakker die op zoek is naar zijn fiets die ze van hem hebben gestolen. Zijn fiets is onmisbaar voor zijn werk. De film is meer dan een drama over werkloosheid. Ladri di Biciclette gaat over eenzaamheid en de bewustwording van deze eenzaamheid. Vader en zoon raken ervan doordrongen dat zij alleen zijn en dat zij alleen op zichzelf en hun eigen kracht kunnen vertrouwen.
Talrijke films worden gemaakt in de stijl van het Neorealisme: doorsneden van het dagelijks leven die laten zien hoe moeilijk dat was kort na de Tweede Wereldoorlog.

Een paar beroemde neorealistische films zijn:

Jaar

Titel

Regie

 

1945

Roma, città aperta

Roberto Rossellini

 

1946

Sciuscià

Vittorio de Sica

 

1947

Germania Anno Zero

Roberto Rossellini

 

1948

Ladri di Biciclette

Vittorio de Sica

 

1948

La Terra Trema

Lucchino Visconti

 
 

Arme Siciliaanse visser besluit voor zichzelf te beginnen.

1949

Riso amaro

Giuseppe De Sants

 
 

Over de uitbuiting van de rijstplukkers in Piëmonte.

1951

Bellissima

Lucchino Visconti

Anna Magnani

 

Moeder probeert filmvedette te maken van haar weinig getalenteerde dochter

1952

Umberto D.

Vittorio de Sica

 


De neorealistische films, die vaak zo poëtisch het bijzondere van het alledaagse laten zien, hebben een enorme invloed gehad op de Italiaanse filmmakers van na de oorlog.
In de jaren ’50 verloor het Neorealisme aan scherpte en werd minder geëngageerd. Deze ‘softe’ variant van het Neorealisme wordt wel het ‘Roze’ Neorealisme genoemd en past meer in het genre van de commedia all’Italiana. De filmkritiek had maar weinig waardering voor deze films, en gaf de voorkeur aan de documentaires die op dat moment werden geproduceerd, maar het publiek vond ze prachtig.

La commedia all’Italiana

---
Gina Lollobrigida met een witte telefoon.

Het Neorealisme was een hoogtepunt in de Italiaanse filmgeschiedenis, maar duurde maar kort. De commedia all’Italiana is daarentegen altijd populair gebleven en vormt de ruggengraat van de Italiaanse cinema.
Bij het woord komedie denken we al gauw aan ‘lachfilms’, maar in de commedia all’Italiana valt over het algemeen weinig te lachen: het zijn tragikomedies waarin tragiek en melancholie overheersen en die in het Italiaans daarom wel eens malincomico (melankomisch) worden genoemd

Commedia all’Italiana is in de breedste zin een verzamelnaam voor tal van genres zoals:
  • de sentimentele komedie;
  • de komedie van de witte telefoons (1937 tot 1941, zie hierboven);
  • het roze neorealisme (zie hierboven);
  • de retro-komedie in de jaren ‘60;
  • de commedia di costume in de jaren ’50 en ’60;
  • de komedies van de acteurs-auteurs, ‘solisten’ in de jaren ’80.
In engere zin gaat het om satirische of enigszins maatschappijkritische films (commedia di costume) die hun voedingsbodem hebben in de economische ‘boom’, de snelle, opwindende, maar ook verontrustende ontwikkeling van de Italiaanse maatschappij in de decennia na de Tweede Wereldoorlog. De films laten daarvan vooral de schaduwzijde zien zoals:
  • verdwijnen van het agrarische en landelijke Italië;
  • ontworteling van mensen van het platteland die in de stad terechtkomen;
  • misstanden als corruptie en vriendjespolitiek;
  • sociale malaise en platvloersheid van de nieuwe stadsbevolking;
  • verlies van normen en waarden waarvoor inhoudsloze en modieuze grillen in de plaats komen;
  • eenzaamheid van mensen die verzeild raken in een steeds mensonwaardiger omgeving;
  • tegenstelling tussen archaïsche gewoonten en gebruiken en de moderne tijd waardoor mensen in verwarring raken en generaties elkaar niet meer begrijpen.
---
Alberto Sordi in Un Americano a Roma (1954). Alberto Sordi was een van de beroemdste acteurs van Italië (hij overleed in 2003).

---
Tutti a Casa van Luigi Comencini (1960).

---
Marcello Mastroianni en Daniela Rocca in Divorzio all'Italiana (1961).

---
Marcello Mastroianni en Stefania Sandrelli in Divorzio all'Italiana (1961).

---
Stefania Sandrelli in Io La Conoscevo Bene uit 1965.

---
Il Segno di Venere van Dino Risi (1955).

---
Jean Louis Trintignant en Vittorio Gassman in Il Sorpasso van Dino Risi (1962).

---
Marcello Mastroianni en Sophia Loren in Una Giornata Particolare (1977) van Ettore Scola.

---
Il Gattopardo (1963) van Luchino Visconti.

---
Morte a Venezia (1971) van Luchino Visconti.

---
Marcello Mastroianni en Anita Ekberg in de trevifontein. Een van de beroemdste filmkussen aller tijden. La Dolce Vita (1960) van Federico Fellini.

---
Marcello Mastroianni en Anouk Aimée in La Dolce Vita (1960) van Federico Fellini.

---
Scène uit Salo' o le 120 Giornate di Sodoma (1975), de laatste film van Pasolini.

---
Claudia Cardinale.

---
Sophia Loren

---
Scène uit Novecento van Bernardo Bertolucci

De bloeitijd van de commedia di costume begon halverwege de jaren ’50 en duurde tot eind jaren ’70.
De hoofdpersoon van de commedia all’Italiana is over het algemeen een dwaas met een groot gebrek aan zelfkennis; zelfzuchtig en oppervlakkig, maar meestal erg beminnelijk.

De belangrijkste vertegenwoordigers van de Commedia all’Italiana zullen we hieronder kort bespreken.

Luigi Comencini
Comencini maakte aanvankelijk films in de stijl van het Neorealisme die hij echter minder confronterend maakte (‘Roze Neorealisme’). Het meeste succes had hij later met satirische komedies.
Een belangrijke film van Luigi Comenci is Tutti a Casa uit 1960. Luitenant Innocenzi (Alberto Sordi) trekt zich, als de geallieerden en de Italiaanse maarschalk Badoglio in 1943 een wapenstilstand hebben gesloten, van de hele wereld niets meer aan. Hij gaat naar huis. Zijn ontmoetingen bieden een kijk op de mentale toestand van het land.

Pietro Germi
Ook Germi begon als neorealist. Hij maakte films over grote sociale problemen en veranderingen maar ook over intiemere onderwerpen. Hij wist de dwaasheden van de mens en de maatschappij met een grote directheid neer te zetten in een stijl die haar expressieve kracht ontleent aan de naïeve openhartigheid van de personages.
Zijn bekendste film is Divorzio all'Italiana (1961), een schoolvoorbeeld van een commedia di costume. Baron Fefé Cefalù (Marcello Mastroianni) is een Siciliaanse aristocraat die uitgekeken is op zijn vrouw. Hij wordt verliefd op zijn jonge en mooie nicht Angela. Aangezien echtscheiding in Italië verboden is, besluit hij zijn echtgenote te vermoorden, in de wetenschap dat hij niet veel straf hoeft te vrezen als hij kan aantonen dat hij de moord heeft gepleegd om zijn eer te redden, dus wanneer hij haar aantreft met een minnaar. Daarom probeert hij haar te koppelen aan Carmelo Patané, een schilder die zij goed kent. Uiteindelijk lukt de opzet. Maar als Fefé op hen afgaat om hen te vermoorden krijgt hij een pak slaag van de echtgenote van Carmelo. Vervolgens vermoordt deze vrouw haar overspelige echtgenoot!
Een andere bekende titel is Alfredo, Alfredo (1972), met als onderwerp de belevenissen van een jong stel.

Mario Monicelli
Van 1949 tot 1953 werkte Monicelli aan een achttal films waarin de komiek Totò de hoofdrol speelde. Drie films van Mario Monicelli behoren tot de klassieke voorbeelden van de commedia all’Italiana: I Soliti Ignoti (1958), La Grande Guerra (1959) en I Compagni (1963).
I Soliti Ignoti is een grappige parodie op een typisch Amerikaanse gangsterfilm.
In La Grande Guerra voegt Monicelli elementen van de filmkomedie samen met die van de oorlogsfilm. Het gaat over twee Italiaanse soldaten die hun best doen zo ver mogelijk uit de buurt van ieder gevecht te blijven maar trekken op het verkeerde moment het verkeerde uniform aan en worden geëxecuteerd.
Ook in I Compagni combineert Monicelli zijn zwarte humor met een historische kwestie. De film gaat over een professor die zich inzet voor de textielarbeiders in Turijn aan het einde van de 19e eeuw.
Van Monicelli is de uitspraak dat in de Italiaanse filmkomedie de lach met een traan gemengd wordt. Cynische humor camoufleert een gevoel van wanhoop.

Antonio Pietrangeli
Maakte een komedies van uiteenlopende aard die echter alle getuigen van het vermogen de werkelijkheid met een grote gevoeligheid en betrokkenheid te kunnen analyseren. De bekendste film van deze regisseur is Io La Conoscevo Bene uit 1965. Een jonge vrouw van het Italiaanse platteland gaat naar Rome om haar geluk te beproeven in de wereld van de film. Ze komt meer dan eens bedrogen uit en gaat uiteindelijk ten onder (ze springt van een balkon).
Pietrangeli’s eigen dood zou in zijn films niet hebben misstaan: hij verdronk op 49-jarige leeftijd in de zee bij Gaeta tijdens de opnamen van Come, quando e perché (Hoe, wanneer en waarom).

Dino Risi
Risi maakte in 1955 Il segno di Venere, een film die kan worden beschouwd als een van de eerste commedie di costume. Dino Risi werd een van de belangrijkste en meest populaire vertegenwoordigers van dit genre. Hij werkte jaren samen met de acteur Vittorio Gassman. Gassman en Risi maakten samen vijftien films. Karakteristiek voor zijn werk is de film Il Sorpasso (1962) die hij schreef in samenwerking met Ettore Scola en Ruggero Maccari. De film gaat over een charmante maar onverantwoordelijke nietsnut, Bruno Cortona, die bij tijd en wijle ook heel gul en hartelijk is: de personificatie van de Italiaanse samenleving in die jaren. Bruno heeft niet veel anders te doen dan rondjes rijden in zijn sportwagen en hier en daar een klusje. Hij is gescheiden en heeft een jonge dochter die omgaat met een industrieel die veel ouder is dan zij. In de verstikkende hitte van augustus rijdt hij door de verlaten straten van Rome in zijn snelle Lancia Aurelia Sport. Toevallig komt hij in contact met Roberto, een rechtenstudent. Roberto is een verlegen en wereldvreemde jongen die het vrije en zorgeloze leventje van Bruno eigenlijk toch wel interessant vindt. Roberto gaat - niet geheel uit vrije wil - met Bruno mee, en hij raakt hoe langer hoe meer gefascineerd door diens leefstijl. De twee komen uiteindelijk in Castiglioncello, waar de ex van Bruno woont met hun verveelde dochter. Na de dag te hebben doorgebracht met de twee vrouwen besluit Bruno dat ze de volgende ochtend naar Viareggio zullen gaan. De reis eindigt echter tragisch. Bruno scheurt met hoge snelheid over de weg maar de auto vliegt uit de bocht en Roberto vindt de dood.

Ettore Scola
"Mijn films zijn als een vergiet, vol met gaten. Ik heb nooit de illusie gehad ‘definitieve films’ te maken, maar altijd de hoop gehad het publiek uit te nodigen tot reflectie". Eén vraag treedt daarbij voortdurend op de voorgrond: wat doet de samenleving met een individu? Scola zet heel scherp de mensen neer zoals we die allemaal kennen, maar hij maakt tegelijk duidelijk waarom ze zo geworden zijn. Daarbij kunnen ze bij Scola rekenen op veel genade. Het meesterwerk van Scola is C'eravamo tanto amati (1974). Drie jonge verzetsstrijders, Antonio, Nicola en Gianni, vieren samen de bevrijding; maar het Italië van na de oorlog gooit hun idealen in duigen en ze groeien uit elkaar.

Meer films van Ettore Scola

Lina Wertmüller
Ze komt uit een aristocratische familie en haar volledige naam is Arcangela Felice Assunta Wertmuller von Elgg Spanol von Braucich. Zij steekt op niet mis te verstane wijze de draak met de misstanden die het gevolg zijn van de snel groeiende Italiaanse welvaart in deze periode. In de films van Wertmüller zijn elementen te herkennen van de Commedia dell’Arte, zoals de slapstick-interacties, maar er is duidelijk ook invloed van Federico Fellini wiens assistent zij enige tijd was. De groteske beelden die zij laat zien (vooral van vrouwen) worden door de toeschouwers vaak shockerend en weerzinwekkend gevonden.

De grote meesters

Tegelijkertijd met de comedia all’Italiana ontwikkelden drie jonge regisseurs - Federico Fellini, Michelangelo Antonioni en Pier Paolo Pasolini - elk een nieuwe filmtaal waarmee het drama van de menselijke eenzaamheid, angst en vervreemding met nieuwe en originele middelen werd verteld.
Een vierde grote regisseur uit die periode was Luchino Visconti. Hij was van aristocratische afkomst maar werd later marxist. We ontmoetten hem al als neorealistisch filmer. Hij raakte in de jaren na het neorealisme gefascineerd door de ondergang van aristocratie in de 19e eeuw en het leven van de ‘happy few’ in zijn eigen tijd. Zijn grootste roem verwierf hij met prachtige kostuumfilms, waarvan de mooiste ongetwijfeld il Gattopardo is.

Meer films van Luchino Visconti

Federico Fellini
Fellini verbond de twee stromingen die de Italiaanse cinema altijd hebben gedomineerd: de epische traditie (met de voorliefde voor spektakel en het theatrale) en de belangstelling voor mensen (in het bijzonder de mislukkelingen en verschoppelingen).
Bij Fellini wisselen werkelijkheid en illusie elkaar af op een manier die aan het surrealisme doet denken. Zijn films zijn provocerend, extravagant en grotesk, maar tegelijk prachtig om te zien en met een grote intellectuele diepgang.

Meer films van Federico Fellini

Michelangelo Antonioni
Antonioni zocht het in een complexe esthetiek. In zijn films liet hij niets aan het toeval over. De filmische middelen zijn minstens zo belangrijk als het verhaal: compositie, kleur, camerabewegingen, locatie enz. bepalen voor een belangrijk deel de inhoud. Zijn films zijn daardoor uitermate abstract en roepen meer vragen op dan dat ze beantwoorden. Wat overblijft zijn vage gevoelens, stemmingen en ideeën. Je weet nooit hoe het afloopt. De frustratie over deze ervaring weerspiegelt de ervaring van zijn personages. Deze zijn niet in staat hun eigen, persoonlijke mysteries op te lossen en dikwijls verdwijnen, vertrekken of sterven ze. Het idee van verlatenheid staat centraal in Antonioni’s werk.

Meer films van Michelangelo Antonioni

Pier Paolo Pasolini
Pasolini was een homoseksuele en marxistische dichter-schrijver - zijn eigenschappen maakten hem toentertijd niet bepaald voor een breed publiek toegankelijk.
Pasolini schopte categorisch tegen heilige huisjes waardoor hij keer op keer voor de rechtbank werd gedaagd. Belediging, kwetsing, obsceniteiten, aanzetten tot militaire ongehoorzaamheid, aanzetten tot opstand, anti-nationalistische propaganda en misdadige samenzwering; het zijn zomaar wat van de beschuldigingen die hij in de loop der jaren kreeg toegeworpen.
Zijn eerste film, Accatone (1961) hoort nog volledig bij het neorealisme maar al snel ontwikkelde hij een eigen stijl, of eigen stijlen, want hij stemde de vormgeving van zijn films zoveel mogelijk af op hun inhoud.
Pasolini heeft veel theoretische verhandelingen geschreven over het medium film. Met zijn achtergrond als schrijver-dichter, vergeleek hij het filmen met schrijven. Wat de cinema volgens hem zo bijzonder maakt, is dat het in feite schrijven is met de werkelijkheid als medium - anders dan bij poëzie en literatuur, waar het medium abstract is en uit tekens bestaat. Pasolini gebruikte wat hij noemde de Dichterlijke Cinema als middel voor zelfexpressie. Zelfexpressie heeft bij Pasolini echter niet in de eerste plaats een esthetisch doel, maar een sociaal-politieke dimensie. Zijn films zijn daarom steeds een mengsel van lyriek en politiek, poëzie en ideologie, passie en analyse.

Deze vier grote meesters van de film waren allevier even origineel als onnavolgbaar en maakten dus geen school. Wel vestigden zij wereldwijd de aandacht op de Italiaanse cinema en schiepen zij het klimaat waarin tal van regisseurs tot bloei konden komen.

Meer films van Pier Paolo Pasolini

Geëngageerde regisseurs

In het gezelschap van grote meesters als Visconti, Fellini, Antonioni en Pasolini, begon halverwege de jaren ’60 een nieuwe generatie van cineasten naam te maken die de snel veranderende wereld (met de daarbij behorende sociale en politieke problemen) met een scherpe en analytische blik bekeken en daar films over maakten met een hoge artistieke kwaliteit.

Marco Bellocchio
Bellocchio debuteerde in 1964 met de film I Pugni in Tasca, een morbide, anarchistische vertelling over een totaal gestoorde familie. Daarin wordt de opstand van de jeugd tegen de gevestigde burgerij gesymboliseerd door een jongeman die besluit zijn naaste bloedverwanten te vermoorden.
Belocchio steekt in volgende films de draak met waarden en instituties, of met de politiek (La Cina è Vicina), de katholieke instellingen (Nel Nome del Padre), de media (Sbatti il mostro in prima pagina), het leger (Marcia trionfale) en de psychiatrische instellingen (Nessuno o tutti).
Daarna werden Bellocchio’s films steeds waziger, vooral toen hij ging samenwerken met de psychoanalist Massimo Fagioli.
De laatste tijd maakt hij weer prachtige films, zoals L’ora di religione (2001), over de commercialisering van de religie, en Buongiorno Notte (2003), over de Rode Brigades en de ontvoering van Aldo Moro.

Bernardo Bertolucci
Zoon van de dichter Attilio, verwierf bekendheid met de film Prima della Rivoluzione, een sterk autobiofrafisch verhaal over een jongeman uit de gegoede burgerij die de politieke lijn van zijn familie verlaat en aansluiting zoekt bij de communisten. Het is een poëtische film met prachtige beelden van Parma en omgeving, muziek van Ennio Morricone en liederen van Gino Paoli en uit Macbeth van Verdi. Zijn internationale doorbraak kwam met Last Tango in Paris (Ultimo tango a Parigi, 1972), een film over een Amerikaanse weduwnaar (Marlon Brando) die in een leegstaand appartement een jong meisje (Maria Schneider) ontmoet met wie hij een heftige seksuele relatie aangaat waarbij elke andere vorm van contact wordt vermeden (ze kennen zelfs elkaars namen niet), tot het meisje in verzet komt en niet alleen maar als object behandeld wil worden. De expliciete seks zorgde in die tijd voor een hoop ophef. Bertolucci stopte zijn film vol met cinefiele satire en filmcitaten.
Bekendste films van Bertolucci zijn verder Novecento (1976), over de onderdrukking van de boeren en landarbeiders in Emilia Romagna gedurende de twintigste eeuw, en The Last Emperor (1989) levensverhaal vertelt van Ai-xin-jue-luo Pu-yi, beter bekend als Henry Pu Yi, de laatste keizer van China. Deze film won maar liefst negen oscars.

Meer films van Bernardo Bertolucci

Liliana Cavani
Haar eerste bioscoopfilm (na vele televisiedocumentaires) was Francesco d’Assisi (1966). Twee jaar voor de studentenrevoltes van ’68 schilderde zij Franciscus af als een rebel tegen de macht en de gevestigde orde. In 1996 kwam zij in de directie van de RAI.

Marco Ferreri
Maakte satirische films over de kleinburgerlijke cultuur van de jaren ’60 en het consumentisme van de jaren ’70.

Ermano Olmi
Als streng en kuis katholiek laat Olmi zien dat films niet altijd shockerend hoeven te zijn om succes te hebben. Bekend werd L’albero degli zoccoli, waarmee hij de Gouden Palm won bij het Festival van Cannes (1977). Een regelmatig terugkerend thema is de verwarring die ontstaat wanneer in het kalme en voorspelbare leven van mensen iets onverwachts gebeurt.

Francesco Rosi
Hij leerde het vak als assistent van Antonioni en Visconti. Zijn eerste grote speelfilm was La Sfida (1957), een verhaal over de strijd van camorra-bendes in Napels. Daarmee won hij een regie-prijs bij het filmfestival van Venetië. Zijn films zijn zeer politiek getint en hij ging gevaarlijke onderwerpen niet uit de weg. Met Salvatore Giuliano (1961), een geniale reconstructie van het leven van een Siciliaanse maffiabandiet, gebaseerd op documenten en fictie, bereikte hij zijn artistieke volwassenheid. Veel films van Rosi worden beschouwd als ‘onderzoeks-cinema’, een soort docu-drama, gebaseerd op gedocumenteerde feiten maar in een artistieke vorm, gemengd met fictie, uitgevoerd. Zijn bekendste werk van dit type is Lucky Luciano (1973), over de maffia.

Meer films van Francesco Rosi

Paolo e Vittorio Taviani
---
Paolo en Vittorio Taviani

---
Claudia Cardinale in Once upon a time in the west.

---
Once upon a time in the west

---
Nuovo Cinema Paradiso

---
Il ladro di bambini

---
Roberto Benigni

---
La vita è bella

---
Nanni Moretti

---
La stanza del figlio

---
Io non ho paura

---
Io non ho paura

---
Nuovo Cinema Paradiso

---
Nuovo Cinema Paradiso

---
Malèna

---
La meglio gioventł

---
Pane e Tulipani

---
Caterina va in città

---
Caterina va in città

---
Il primo amore

---
Ora o mai pił

---
Ora o mai pił

---
Laura Morante in Vajont

Zij maakten naam met Un uomo da bruciare waarmee ze definitief braken met de erfenis van het neorealisme. Daarna maakten ze vele films waarvan een flink aantal moeilijk te verteren is als gevolg van de nauwelijks te doorgronden symboliek van de broers. Gunstige uitzonderingen zijn San Michele aveva un Gallo (1971), Padre Padrone (1977), La Notte di San Lorenzo (1982) en Kaos (1984). Dit zijn prachtige, poëtische films, waarbij in het geval van de laatste twee de muziek van Nicola Piovani een belangrijke rol speelt.

Meer films van de gebroeders Taviani

De spaghetti-western

Spaghetti-western is een nogal onerbiedige naam voor de Western all’Italiana die één grote meester kent: Sergio Leone.
De eersten die in Europa westerns opnamen waren de Duitsers, die in Oostenrijk de verhalen van Karl May verfilmden. De Italiaanse cowboys hadden echter van meet af aan speciale karakteristieken waardoor ze afweken van de al bestaande types. Ze deinzen doorgaans niet terug voor bloedige slachtpartijen en sadistische martelpraktijken en voldoen geenszins aan het beeld van de Amerikaanse westernheld die op zoek is naar vrijheid en rechtvaardigheid. De helden van Sergio Leone hebben geen edele motieven, geen ridderlijke trekken, de vrouwen laten hun koud en ze worden alleen gedreven door de begeerte naar geld: ‘een paar dollars meer’. In spaghettiwesterns hangt overal de geur van de dood. De onheilspellende sfeer wordt ondersteund door een nerveuze montage waarin verstilde momenten worden afgewisseld met grote versnellingen, en extreme close-ups contrasteren met weidse panorama’s. De muziek van Ennio Morricone, een mix van elementen uit de jazz en de kerkmuziek, bepaalt voor een belangrijk deel de sfeer.
Sergio Leone maakte (de eerste drie met onder anderen Clint Eastwood in de hoofdrol):
  • Per un pugno di dollari (1964 A fistful of dollars)
  • Per qualche dollaro in più (1965 For a few dollars more)
  • Il buono, il brutto, il cattivo (1966 The good, the bad and the ugly)
  • C'era una volta il west (1968 Once upon a time in the west).
Veel van deze films werden opgenomen in de Cinecittà-studios in Rome en op locatie in het Spaanse Almería.
De westerns van Leone leidden tot een lange reeks van imitaties.

Hedendaagse Italiaanse cinema

Na 1980 ging het mis met de Italiaanse cinema. De opkomst van private televisiekanalen (Berlusconi) en van videotheken bevorderde de productie van commerciële films voor een groot publiek en een klein scherm. Kleine theaters gingen stuk voor stuk over de kop en de grote theaters richtten zich op kaskrakers uit Hollywood of op goedkope, pretentieloze Italiaanse humor. De grootste filmdistributeurs van Italië - Cecchi Gori en Medusa (Berlusconi) - keerden de kwaliteitscinema de rug toe. Berlusconi had toch al nooit veel op met de overwegend linkse en kritische filmmakers. De productie van kunstzinnige films van eigen bodem kwam zo goed als stil te liggen.
Toch is er nog hoop. Zo nu en dan verschijnt er een film die herinneringen oproept aan de gouden jaren van de Italiaanse film. Een prachtig voorbeeld daarvan is Nuovo Cinema Paradiso van Giuseppe Tornatore, die ironisch genoeg gaat over de opkomst en ondergang van een klein filmtheater. Een aantal hedendaagse regisseurs die boven de middelmaat uitsteken willen we hieronder kort introduceren.

Gianni Amelio
In 1945 verliet zijn vader het gezin, kort na de geboorte van Gianni, en ging naar Argentinië om daar zijn vader te zoeken die niets meer van zich had laten horen. Hij groeide op bij zijn oma die er voor zorgde dat hij filosofie ging studeren aan de universiteit van Messina. In zijn poëtische wereld staat de figuur van de vader - die weg is of waar ruzie mee is - centraal, terwijl de vrouwen ondoorzichtig en schimmig zijn. De bekendste film van Amelio is Il ladro di Bambini (1992), over een carabiniere die zich over twee kinderen ontfermt die eigenlijk naar een tehuis moeten worden gebracht omdat hun vader er niet meer is en hun moeder wegens prostitutie is opgepakt.

Roberto Benigni
Roberti Benigni is de nar van Italië. Met zijn humor bestookt hij de politiek, vooral die van Berlusconi, maar het is de humor van de wanhoop, van de galg. Benigni zegt zelf: ‘Alleen als we de hel induiken kunnen we ontdekken hoe we onze vleugels kunnen spreiden en kunnen vliegen. Geen bloedbad kan een ander bloedbad voorkomen. Alleen de poëzie kan winnen! In Nederland was de immer onhandige clown Roberto Benigni (1952) vooral bekend als acteur vanwege zijn rol in (Daunballò) Down by law van Jim Jarmusch. Dat veranderde toen La Vita e Bella in de Nederlandse bioscopen verscheen. De film gaat over een joodse vader die met zijn vrouw en dochtertje in een concentratiekamp belandt. Om zijn zoontje van de lugubere werkelijkheid af te schermen, doet de vader of het allemaal een spel is. De film won drie oscars maar er was ook veel kritiek op de lichtvoetigheid waarmee Benigni die afschuwelijke periode uit de geschiedenis heeft behandeld. Benigni vertelde zelf over de film: "De titel komt uit het dagboek van Trotski, Het is de laatste zin die hij in zijn schuilbunker schreef voordat hij door Stalins geheime politie werd vermoord. Het klinkt als een cliché wanneer je hem hangend in je luie stoel leest. Maar als je oog in oog staat met de dood en toch de moed hebt om 'het leven is mooi' te schrijven, dan heeft het een hele andere betekenis. Op basis van dat gegeven wilden we een tragikomedie maken. Over iemand die in een nachtmerrie terechtkomt en toch de moed opbrengt om tot aan zijn dood het leven te bezingen. Daarna waren Cerami en ik het er snel over eens dat het verhaal moest gaan over een vader die zijn zoontje afschermt voor het kwaad. En uiteindelijk besloten we dat het een sprookje over de holocaust moest worden, een sprookje met een moraal voor iedereen die het maar horen wil: het leven is mooi".
Zijn laatste film - La Tigre e la Neve - is ook weer een tragikomedie die zich afspeelt tegen de achtergrond van een catastrofe: de oorlog in Irak.

Meer films van Roberto Benigni

Nanni Moretti
Moretti is behalve regisseur ook scenarioschrijver, acteur, producent en programmeur van zijn eigen Romeinse filmtheater. Hij wordt wel eens vergeleken met Woody Allen omdat hij humor, zelfkritiek en politiek engagement op dezelfde manier met elkaar vermengt. In zijn films zitten veel autobiografische elementen en hij levert graag kritiek op ‘zijn’ communistische partij. De eerste film waarmee hij buiten Italië opviel was Caro Diario (1994), een drieluik over de ondeugden van zijn landgenoten. Ook La stanza del Figlio (2000), over een psychiater die zijn zoon verliest, maakte internationaal veel indruk - een aangrijpende en troostende film over rouwverwerking met prachtige muziek van Nicola Piovani. Goed voor een gouden palm in Cannes.
Toch is niet iedereen even enthousiast over Moretti. Hem wordt verweten dat hij wel heel erg koketteert met zijn eigen zielenroerselen.

Meer films van Nanni Moretti

Gabriele Salvatores
Gabriele Salvatore werd in 1950 in Napels geboren maar verhuisde op jeugdige leeftijd naar Milaan. Daar volgde hij na de middelbare school de kleinkunstacademie. In 1972 richtte hij, samen met anderen, het Teatro dell'Elfo op, waarin geëxperimenteerd werd met combinaties van tekst en muziek, hetgeen vooral jongeren aansprak. Uit dit werk kwam zijn eerste film voort Sogno di una notte d'estate (1983): een sprookjesachtige mengvorm van film, theater, muziek en dans, geinspreerd door Shakespeares A Midsummer Night’s Dream. Zijn eerste fimsucces was Marrakech Express (1989, de titel is afkomstig van een van de songs die werden gezongen op het Woodstockfestival in 1969), waarin, door middel van de gebeurtenissen van een aantal mensen die naar Marokko gaan om een vriend uit de gevangenis te redden, de basiselementen van zijn filmtaal naar voren komen: de trouwe vriendschap, de reis als vlucht uit de werkelijkheid, het gehoor geven aan emoties en de solidariteit tussen generatiegenoten. In Turné (1990), over een driehoeksverhouding binnen een theatergezelschap dat door Italië trekt, bereikte hij een goede balans tussen de humor en melancholie maar met het folkloristische Mediterraneo (1991), over een Grieks eiland tijdens de Tweede Wereldoorlog, verwierf hij internationale bekendheid en een oscar voor de beste buitenlandse film.
Zijn meest recente Io non ho Paura (2003) is een thriller en wijkt daarmee op het eerste gezicht nogal af van het eerdere werk van Salvatores. Het is echter ook een vertelling over het arme zuiden van Italië in de jaren ’70 en over een kind dat zijn jeugd verliest. Een tienjarige jongen, Michele, ontdekt bij een verlaten boerderij een gat in de grond waarin een jongetje van zijn eigen leeftijd opgesloten zit. Hij komt erachter dat zijn eigen vader, samen met een aantal medeplichtigen, deze jongen heeft ontvoerd en een grote som losgeld vraagt.

Giuseppe Tornatore
Het werk van Giuseppe Tornatore doet nog het meest denken aan dat van Fellini. Het is daarbij nogal nostalgisch en melancholisch van aard. Zijn meesterwerk was ongetwijfeld Cinema Paradiso (1988), over een jongetje en een filmoperateur in het kleine theater van een Siciliaans stadje. Later volgde nog de geslaagde film L'uomo delle stelle (1995), over een oplichter die zich voordoet als talentenjager maar in werkelijkheid alleen maar de arme Siciliaanse boerenpummels geld afhandig maakt.
Sinds Tornatore voor voor het Amerikaanse filmbedrijf Miramax werkt, is er van zijn aanvankelijke creativiteit niet veel over. Zijn laatste film, Malèna, is een vlak en folkloristisch verhaal over een prachtige weduwe en een eenzame tiener - waarin het echter vooral om schilderachtige plaatjes lijkt te gaan.

Meer films van Giuseppe Tornatore

Carlo Verdone
Wordt beschouwd al een van de beste regisseurs van het komische genre die met een bijtend sarcasme de grootste ondeugden van het Italiaanse volk laat zien.
L'amore è eterno finché dura gaat over de vijftigjarige opticien Gilberto Mercuri die door zijn vrouw het huis is uitgezet omdat hij de avond heeft doorgebracht in een speed date, een club waar je in drie minuten een partner kunt vinden. Hij komt er achter dat zijn echtgenote hem ook al een tijdje bedriegt. Hij besluit dan maar op zoek te gaan naar een nieuwe levenspartner.

Marco Tullio Giordana
Van deze regisseur werden in Nederland slechts twee films uitgebracht. De eerste was Pasolini, un delitto italiano (1995) over de moord op de door Giordana zeer bewonderde regisseur Pier Paolo Pasolini. De tweede was La meglio gioventù (2003, de titel is ontleend aan een vers van Pasolini), over de lotgevallen van de twee broers Catani tegen de achtergrond van veertig jaar geschiedenis van Italië. Die film bestaat uit twee delen die samen zes uur duren

Mario Martone
Was actief als theatermaker en maakte zijn eerste bioscoopfilm pas in 1992 (Morte di un Matematico Napoletano) over de zelfmoord van de wetenschapper Renato Caccioppoli.
L'Amore Molesto
(1995) gaat over de striptekenares Delia die zich verdiept in de mysterieuze verdrinkingsdood van haar moeder. Ook in Martone’s laatste film, L'odore del sangue (2003) is niet bepaald opbeurend: Carlo e Silvia zijn al meer dan twintig jaar getrouwd. Carlo heeft een relatie met een jonge vrouw vriendin en komt zelden meer thuis. Silvia vindt dat zij ook een minnaar mag hebben. Dat wordt een mysterieuze en gewelddadige man. Hun seksuele relatie wordt een obsessie voor Carlo. De rol van Carlo wordt gespeeld door Michele Placido, die grote populariteit verwierf als inspecteur in La Piovra.

Giuseppe Piccioni
Fuori dal Mondo (1999): een non ontfermt zich over een vondeling en spoort de moeder op.
La vita che vorrei: (2004): een acteur en een actrice worden verliefd op elkaar en hun werkelijkheid vermengt zich met hun filmrol.

Silvio Soldini
Deze cineast en documentairemaker werd in heel de wereld bekend met Pane e Tulipani (2000): een romantische komedie over een ongelukkige huisvrouw die de sleur van haar gezin verruilt voor een IJslandse ober in Venetië. Zijn laatste film, Agata e la tempesta (2004) is een ingewikkelde, ietwat kolderieke komedie die het niet haalt bij Pane e Tullipani.

Paolo Virzì
Hij wordt beschouwd als de beste vertolker van het erfgoed van de commedia all'italiana. De zesde film van deze cineast, Caterina va in Città (2004), gaat over de familie Lacovoni die uit de provincie naar Rome verhuist en het daar moet gaan maken. Centraal in de film staat de verlegen, dertienjarige Caterina. In deze film komen meerdere thema’s van Virzi samen: de wereld gezien door de ogen van de jeugd, de onzinnige ideologische tegenstelling tussen politiek links en rechts en de algehele decadentie van de mensheid.

Gabriele Muccino
Ook nog betrekkelijk jong (geboren 1967). Hij verliet de universiteit om assistent te worden van Marco Risi. Hij won vele (nationale) filmprijzen met L’ultimo Baccio (2001), een romantische komedie over dertigers die niet volwassen willen worden. Zijn laatste film, Ricordati di me, gaat over de lotgevallen van de familie Ristuccia, waarvan de leden allemaal hun eigen dromen najagen.

Matteo Garrone
Geboren in 1968 behoort hij tot de jongste van de betere cineasten die, heel Italiaans, veel sympathie heeft voor de minder bedeelden. Zijn eerste lange film ging over immigranten die in Rome trachten te overleven.
Zijn laatste films gaan over bizarre relaties tussen mensen. L’imbalsamatore (2002) is een beklemmende vertelling over de relatie tussen een lilliputter die dierenopzetter is maar van zijn vaardigheden gebruik maakt om drugs te smokkelen in lijken, een mooie bink en een bijdehante vrouw uit het noorden van Italië die de verhouding tussen de twee mannen verstoort.
Primo Amore gaat over een relatie tussen een Venetiaanse goudsmid en een vrouw die hij ertoe beweegt extreem te vermageren.

Lucio Pellegrini
Debuteerde in 1999 met de komedie E allora Mambo, over Stefano, die een vermogen wint in een loterij en zijn leven denkt te gaan veranderen, is in ons land bekend van de film Ora o mai più, over de briljante natuurkundestudent David die door zijn verliefdheid op de mooie Viola verzeild raakt tussen de antiglobalisten die zich voorbereiden op de G8-top in Genua.

Renzo Martinelli
Martinelli is vooral actief op het gebied van documentaires, videoclips en reclamefilms maar heeft ook een paar belangwekkende speelfilms gemaakt.
Porzus (1997): de aanwezigheid van een groep katholieke partizanen van de Osoppo-brigade in de bergen boven Porzus, in de provincie Udine, wordt nogal hinderlijk gevonden. Op 7 februari 1945 komen zo’n honderd communistische partizanen van de Garibaldi-brigade eveneens in hetzelfde gebied. Ze nemen de katholieke partizanen gevangen en beschuldigen hen van collaboratie met de fascisten. Ze worden vervolgens in de loop van elf dagen geëxecuteerd. Slechts drie van hen weten te ontsnappen.
Vajont (2001). In Italië kent iedereen de feiten. Op de avond van 22 oktober 1963 schoof een aanzienlijk deel van de monte Toc - circa 260 miljoen kubieke meter - met een snelheid van 80 km per uur in het stuwmeer achter de Vajont-dam. Het water werd opgestuwd tot een vloedgolf met een hoogte van 250 meter die zich over de dam in de onderliggende vlakte stortte. Alle huizen die daar stonden werden daardoor weggevaagd en er vielen meer dan 2000 slachtoffers. Martinelli heeft de verfilming van deze gebeurtenissen - naar Italiaanse maatstaven - heel groot aangepakt (17 miljard lire, 15 maanden opnames, 250 opgebouwde filmsets en 80.000 meter film). Het resultaat is een spannende en indrukwekkende film, al doet de liefdesgeschiedenis die zich tegelijkertijd afspeelt wel afbreuk aan het monumentale karakter van de film.
Piazza delle Cinque Lune (2003) is een docudrama over de ontvoering van en moord op Aldo Moro.


Belangrijkste bronnen:
David Parkinson, History of Film, London 1995
Francesco Troiano, Momenti del cinema Italiano, RAI: http://www.italica.rai.it
Il cinema Italiano, auteur onbekend, Italia Donna: http://www.italiadonna.it

© COPYRIGHT  2005    BELPAESE.NL     N.JONGENEEL

Informatie elders op internet




BACK   Pagina precedente                   PRINT Stampa pagina                           HOME Home