kop
        Steun ons!      

La Grande Guerra, Italië in de eerste Wereldoorlog

Vertrouwen in de vooruitgang

Vrede, voorspoed en vooruitgang waren de karakteristieken van de periode rond de eeuwwisseling van de 19e naar de 20ste eeuw. Dankzij moderne productiemethoden en het gebruik van kunstmest en landbouwmachines waren zowel de industriële producten als de landbouwproducten in grote hoeveelheden en tegen een lage prijs beschikbaar. Door de ontwikkeling van de transportmiddelen werd het mogelijk de landbouwproducten overal naar toe te brengen en konden hongersnoden worden uitgebannen.
De jaren voorafgaand aan de eerste wereldoorlog werden gekenmerkt door optimisme en vertrouwen in de wetenschappelijke vooruitgang. Men dacht dat er geen problemen waren die niet, vroeg of laat, konden worden opgelost met behulp van de wetenschap.
Dankzij treinverbindingen en transatlantische scheepvaartlijnen konden mensen op grote schaal gaan reizen en als zij dat niet deden konden zij elkaar bereiken met behulp van de telegraaf en telefoon. Huizen werden verlicht met elektrisch licht en de eerste huishoudelijke apparaten verschenen.
In bijna alle ontwikkelde landen hadden de mannen kiesrecht. De arbeiders konden en mochten zich verenigen in vakbonden en in de rijke landen werden veel ziektes, zoals cholera, tuberculose en malaria, uitgebannen.
Maar niet alles was zo mooi als het leek.

Armen en vrouwen

De positieve kenmerken van deze periode, zoals hierboven beschreven, bestonden voor een kleine groep welgestelden. Vrouwen hadden geen stemrecht, de arbeidsomstandigheden van arbeiders waren niet al te best en de boeren hadden een zwaar leven van armoede en gebrek.

Nationalisme

Tegelijkertijd ontwikkelde zich in de verschillende staten een besef van trots op de eigen geschiedenis, de eigen cultuur en de rol van de eigen natie in de internationale politiek. Verder was men ervan overtuigd dat de landen die een technologische voorsprong hadden ook het recht hadden - of zelfs de plicht - zich te bemoeien met minder ver ontwikkelde landen. Dat was egoïsme en economisch eigenbelang onder het mom van steun. Tenslotte groeide in veel staten de overtuiging dat het eigen land veel beter was dan de andere landen.
Men was van mening dat economische macht moest samengaan met een even grote politieke macht, waardoor men zijn wil aan andere staten kon opleggen en oneerlijke en voor die landen ongunstige economische verdragen kon sluiten. Aangezien de Verenigde Staten rijker werden dan de Europese landen, en in Duitsland de industrie veel sneller groeide dan in Engeland en Frankrijk, nam zowel tussen Europa en de Verenigde Staten als tussen de Europese staten onderling de spanning toe.
Terwijl sommige staten zowel politiek als economisch sterker werden, zoals Duitsland en Italië, vreesden Frankrijk en Engeland voor hun economische oppermacht.

Militaire macht als middel voor politieke macht

Om invloed te kunnen uitoefenen op andere landen, wilden de staten een grote militaire overmacht hebben. Daardoor groeiden de militaire uitgaven tot ongekende hoogte; en ook doordat de technologische vooruitgang het mogelijk maakte steeds krachtigere en kostbaardere wapens en oorlogsschepen te maken en niemand wilde achterblijven. De wapenwedloop was een enorme stimulans voor de grote industrieën en dat had weer grote invloed op de keuzes die de verschillende overheden maakten. Niet alleen de producenten van wapentuig hadden baat bij de wapenwedloop, ook alle toeleverende industrieën profiteerden ervan.

De droom van een groot Duitsland

De Duitse industrie was pas laat op gang gekomen en kon volledig profiteren van de technologische ontwikkelingen van de tweede helft van de 19e eeuw. Er leek in Duitsland geen einde te komen aan de toename van de welvaart en aan de groei van de bevolking. Het land droomde van een grote staat waarin alle Duitstaligen onder Duits gezag verenigd zouden zijn. Dat zou een economische en politieke supermacht opleveren waartegen geen enkel land meer op kon. De Pruisische edelen zagen daar wel wat in. De tijd leek hun rijp om de oppermacht van Engeland en Frankrijk over te nemen. De andere landen gruwelden bij die gedachte.

Wraak voor Sedan

Frankrijk wilde wraak nemen voor de nederlaag bij Sedan. Op 2 september 1870 was de Franse keizer Napoleon III daar door de Duitsers gevangen genomen, samen met 91.000 van zijn soldaten. Frankrijk had daarna Elzas-Lotharingen moeten opgeven.

Kruitvat Balkan

Het Turkse Rijk, dat al tijden in staat van ontbinding verkeerde, had zijn invloed op de Balkan verloren. Verscheidene onafhankelijkheidsbewegingen kregen daardoor de ruimte. Tegelijkertijd streefden zowel Servië als de Oostenrijks-Hongaarse monarchie naar gebiedsuitbreiding op de Balkan. In 1908 bezette Oostenrijk Bosnië en ontstond er een grote rivaliteit met Servië. Dat land streefde er immers naar alle Slavische bewoners van de Balkan onder zich te verenigen. En alsof dat nog niet genoeg was, bemoeide ook Rusland zich ermee. Rusland steunde de Serviërs, die werden beschouwd als broedervolk, maar hoopte ook nog altijd op het bezit van een haven aan de Middellandse Zee.

De allianties

In 1882 ontstond de Triple Alliantie, een verbond dat bestond uit het Duitse Rijk, Oostenrijk-Hongarije en Italië. Als tegenwicht verenigden Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Rusland zich tot wat de Triple Entente werd genoemd.
Het waren beide nogal vreemde allianties, omdat staten met tegengestelde belangen bondgenoot van elkaar waren. Italië was verbonden met Oostenrijk-Hongarije, dat nog Italiaans grondgebied bezet hield. Duitsland was van plan alle Duitstaligen onder zijn gezag te verenigen, inclusief de Oostenrijkers, en in heel het Oostenrijks-Hongaarse gebied militair de baas te worden.
Frankrijk en Engeland, de meest democratische staten van dat moment, waren verbonden met Rusland, het meest reactionaire en achtergebleven land van Euopa.

Oorlog onafwendbaar

In 1914 leek het erop dat niets de oorlog nog kon verhinderen. Mede dankzij de industriële ontwikkeling was een enorme hoeveelheid dodelijk wapentuig opgespaard. Frankrijk en Engeland wilden een einde maken aan de Duitse machtsopbouw en aan de militaire en technologische voorsprong van dat land. Japan en de Verenigde Staten stonden te springen om hun macht te tonen en hun plaats in te nemen tussen de leidende naties. Frankrijk wilde revanche voor de nederlaag van 1870 en Elzas-Lotharingen heroveren. Oostenrijk en Rusland hoopten met een agressieve buitenlandse politiek de aandacht af te Leiden van de binnenlandse problemen. En dan was er ook nog het onafhankelijkheidsstreven van de bevolkingsgroepen die werden gedomineerd door Rusland en Oostenrijk, de veroveringsdrift van Servië, en de wens van Italië om Trento en Triëst te bevrijden.
Dat alles droeg er aan bij dat de catastrofe onafwendbaar was.

Sarajevo, de smoes

De vonk die het kruitvat deed ontploffen kwam snel. Op 28 juni 1914 werd in Sarajevo, de hoofdstad van Bosnië, de Oostenrijkse troonopvolger groothertog Frans Ferdinand vermoord. Omdat de dader, de student Gavrilo Princip, lid was van een Slavische onafhankelijkheidsbeweging, stelde Oostenrijk Servië verantwoordelijk voor de aanslag. Servië bood namelijk onderdak aan Slavische patriotten. Oostenrijk-Hongarije verklaarde de oorlog aan Servië. Het doel van Oostenrijk was om met de aanval aan alle volken binnen het rijk te laten zien dat er met Oostenrijk niet te spotten viel en om gelijk een einde te maken aan de onrust op de Balkan door Servië te intimideren. De Oostenrijkse generaals rekenden op een korte en makkelijke militaire actie zonder noemenswaardige hindernissen. Maar dat pakte anders uit.
Na de Oostenrijks aanval trad namelijk meteen het mechanisme van de twee allianties in werking. Rusland schoot Servië te hulp en mobiliseerde zijn leger en ook Frankrijk zegde zijn steun toe. Het Duitse Rijk schaarde zich aan de zijde van Oostenrijk-Hongarije en verklaarde de oorlog aan Rusland en Frankrijk. Turkije en Bulgarije schaarden zich achter Duitsland en Oostenrijk, Japan en Roemenië kozen de zijde van de Triple Entente. In de nacht van 4 op 5 augustus 1914 brak de hel los.

Het westelijke front

Frankrijk en Duitsland hadden jarenlang een oorlog voorbereid die nu gevoerd ging worden. Frankrijk had de grens met Duitsland met forten versterkt en Duitsland had het plan klaarliggen om met een bliksemaanval door te stoten tot aan Parijs, zoals het ook in 1870 had gedaan. Duitsland moest de zwaar versterkte Franse oostgrens zien te omzeilen en viel daarom België binnen - dat neutraal gebleven was - om zo Frankrijk in de rug aan te vallen. De Duitsers naderden, na een maand van felle gevechten, Parijs tot op een afstand van 40 km genaderd, maar bij de rivier de Marne werden ze tot staan gebracht en na een zeer felle strijd teruggeslagen. Intussen groeven beide partijen langs het front loopgraven die effectief tegen aanvallers verdedigd konden worden. Daardoor was het voor beide partijen nauwelijks meer mogelijk terrein te winnen. Het gevolg was een jarenlange wederzijdse slachtpartij die helemaal niets opleverde.
Behalve dit westfront, waar het felst werd gevochten en de meeste slachtoffers vielen, was er ook nog een oostfront, tussen Duitsland en Rusland, en een zuidelijk front, tussen Oostenrijk-Hongarije en Italië.

Het Italiaanse front

Grande Guerra
Oorlogsfotografie.
---

Omdat we het hier vooral over Italië willen hebben, zullen we onze aandacht verder richten op het zuidelijke front.
De meeste Italianen voelden er niets voor om aan de zijde van bondgenoot Oostenrijk de oorlog in te stappen. Oostenrijk bezette immers het gebied rond Trento en Triëst; en omdat het bondgenootschap gericht was op verdediging en het hier een aanval betrof, voelde Italië zich ook niet verplicht Oostenrijk te steunen.
De meeste Italianen wilden neutraal blijven, maar er was ook een minderheid die aan de oorlog wilde meedoen, maar dan wel tégen Oostenrijk.
De katholieken en de meeste socialisten waren tegen de oorlog. De socialisten vonden dat de oorlog er een was van kapitalisten die streden om de politieke en economische heerschappij over Europa - terwijl de proletariërs van de hele wereld zich juist broeders zouden moeten voelen. Ex-premier Gioliti spande zich in voor de neutraliteit van Italië. Hij was van mening dat de door Oostenrijk bezette Italiaanse gebieden ook langs diplomatieke weg konden worden teruggekregen.

Voorstanders van militaire actie tegen Oostenrijk waren de nationalisten, premier Antonio Salandra, de liberalen, veel democraten en een klein deel van de socialisten.
De interne en externe krachten die Italië in de richting van een oorlog duwden waren zeer sterk. De industriëlen zagen in de oorlog een unieke kans op groei en grote winsten. De grootste kranten van Italië steunden de nationalistische ideeën en trokken fel van leer tegen degenen die neutraal wilden blijven. Ze gingen zelfs zover dat ze Giolitti een verrader noemden. Er waren tal van manifestaties die de strijdlust aanwakkerden en invloedrijke Italianen, onder wie Gabrielle d'Anunzio, hielden vurige patriottische pleidooien.
Ook vanuit het buitenland werd Italië aangemoedigd mee te doen. De Italiaanse steenkool was voor 90% afkomstig uit Engeland en was ook voor veel andere primaire levensbehoeften van Frankrijk en Engeland afhankelijk. Daardoor kon de Entente Italië gemakkelijk onder druk zetten. Op 26 april 1915 tekende de Italiaanse regering in Londen een geheim verbond waarmee Italië zich verplichtte aan de zijde van Frankrijk en Engeland aan de oorlog deel te nemen. De Italiaanse koning was uitgesproken voorstander van de oorlog. Het parlement, dat nog steeds was, werd min of meer gedwongen in te stemmen met het verdrag van Londen. Op 23 mei 1915 begon voor Italië de oorlog. Op 24 mei schoten de Italianen vanaf het fort Verena, op de hoogvlakte van Asiago, de eerste granaat op de Oostenrijkers af.

Grande Guerra
Italiaanse soldaten.
---
Grande Guerra
Staulanzapas.
---

De Oostenrijkers waren niet voorbereid op een aanval vanuit Italië, dat land was immers een bondgenoot. De Italianen hoopten daarvan gebruik te kunnen maken en snel over de Alpenpassen en door de lengtedalen naar Wenen te kunnen doorstoten. In zeer korte tijd werden in Oostenrijk echter vrijwilligerslegers gevormd om het land tegen de Italiaanse invallers te verdedigen. In Karinthië waren dat de Freiwilligen Schützen Kärntens en in Tirol de Tiroler Standschützen. In het totaal brachten de Oostenrijkers 50.000 vrijwillige verdedigers op de been die de plaatselijke situatie zeer goed kenden en zich nestelden op de meest strategische bergtoppen en langs belangrijke doorgangsroutes. Een Italiaanse opmars naar Wenen werd daardoor meteen onmogelijk. Ook langs het Italiaanse front groeven beide partijen zich vervolgens in om elkaar vanuit de stellingen te bestoken. Het Italiaanse front begon aan de oostkant van Zwitserland en liep via het Gardameer, de hoogvlakte van Asiago, de bergen van Cadore, de Karnische en Julische Alpen en Gorizia naar de Adriatische zee. Het grote verschil met het westelijke front - tussen Duitsland en Frankrijk - was dat het Italiaanse front hoog door de bergen liep en op sommige plaatsen een hoogte bereikte van boven de 3000 meter! De omstandigheden waaronder men moest werken waren onmenselijk en onmogelijk. Tussen lange gevechtspauzes waren er hevige gevechten die telkens duizenden mensen het leven kostten.

Langs de Italiaans-Oostenrijkse grens hadden beide landen al aan het einde van de 19e eeuw talrijke forten gebouwd, want ondanks het feit dat het toen bondgenoten waren, hadden ze elkaar nooit vertrouwd. Die forten werden nu ingezet voor de oorlog. Ze bleken echter al snel hopeloos verouderd, en niet meer opgewassen te zijn tegen de moderne wapens. Ze werden bijna allemaal kapotgeschoten of zelfs zonder strijd opgegeven. De soldaten vochten dan verder in de loopgraven, dikwijls in metersdikke sneeuw, waar ze desondanks veiliger waren.


© COPYRIGHT 2007 BELPAESE.NL N.JONGENEEL

Chronologie Italiaanse front

Hieronder volgt een chronologisch overzicht van de gebeurtenissen aan het Italiaanse front.

Grande Guerra
Noodbrug over de Isonzo.
---

23 mei 1915
Italië verklaart Oostenrijk-Hongarije de oorlog.

24 mei 1915
Italiaanse troepen steken de rivier de Piave over in de verwachting snel te kunnen oprukken in het Oostenrijks-Hongaarse rijk. Alhoewel er aan vrijwilligers geen gebrek is, bestaat het overgrote deel van het Italiaanse leger uit dienstplichtige militairen die voornamelijk uit het zuiden van Italië afkomstig zijn. Een aantal brigades worden in de loop van de oorlog beroemd, bijvoorbeeld die uit Sassari, Trapani, Cosenza en Catanzaro.

23 juni - 7 juli 1915
Al bij de eerste slag bij de Isonzo, in het noordoosten, moeten de onvoldoende toegeruste Italiaanse troepen het afleggen tegen het Oostenrijkse leger, dat voor een groot deel uit fanatieke vrijwilligers bestaat.

18 juli - 3 augustus 1915
De tweede slag aan de Isonzo, onder leiding van generaal Luigi Cadorna, helpt weliswaar de druk op het oostfront te verminderen, maar leidt voor de Italiaanse toepen niet tot de verwachte doorbraak

Grande Guerra
Oorlog in het hooggebergte.
---
Grande Guerra
Asiago.
---
Grande Guerra
Noodbrug.
---


18 oktober - 4 november 1915
De derde slag aan de Isonzo wordt net zo'n fiasco als de vorige twee. In het eerste oorlogsjaar verliest het Italiaanse leger zo'n 300.000 manschappen.

10 november - 2 december 1915
De vierde slag aan de Isonzo mislukt wederom. In de bergen hebben de Oostenrijkers inmiddels overal strategische posities ingenomen, zodat er voor de Italianen geen doorkomen meer aan is. De gebergte-oorlog begint met aan beide zijden geheel nieuwe tactieken en listen zoals het opblazen van complete bergtoppen en het bouwen van tunnels door de bergen.

11 - 16 maart 1916
De Italianen vallen weer aan. Ditmaal op het bruggenhoofd Gorizia en de hoogvlakte van Doberdò (vijfde Isonzo-slag). Weer lukt het niet om door de verdediging te breken.

1 - 17 april 1916
Strijd in de Dolomieten. Zware gevechten om de Monte Cristallo. Italiaanse Alpini bezetten de Punta Serauta op de Marmolata en ook de Sentinellapas in de Sextner Dolomieten. Op 17 april wordt de Col di Lana door de Italianen opgeblazen.

15 mei 1916
Oostenrijk begint de zogenaamde Strafexpeditie, om vanuit Zuid-Tirol, door het Valsugana en over de hoogvlakte van Asiago het gebied van Vicenza binnen te dringen. Op de hoogvlakte van Asiago wordt zwaar gevochten en in de dorpen en steden blijft bijna niet een steen op de andere. De Oostenrijkse opmars wordt door de Italianen tot staan gebracht.

26 mei - 16 juni
De Italianen verliezen de controle over de strategisch zeer belangrijke Monte Cengio. De Oostenrijkers weten de berg echter niet te behouden.

29 juni 1916
Voor het eerst gebruiken de Italianen gifgas.

12 juli 1916
In het gebied rond Trento leven Italiaans-sprekenden die in het Oostenrijk-Hongaarse rijk wonen maar liever bij Italië zouden willen horen. Zij worden irredentisten genoemd. Een prominente voorvechter van aansluiting bij Italië is Cesare Battisti, die het tot afgevaardigde in de Oostenrijks Rijksraad heeft weten te schoppen. Hij wordt gevangen genomen en op 12 juli terechtgesteld.

** PLEASE DESCRIBE THIS IMAGE **


Grande Guerra
Ruine van de kerk Sant'Andrea sull'Isonzo.
---

4 - 15 augustus 1916
In de zesde Isonzo-slag nemen de Italianen Gorizia in (17 augustus). De verdere opmars naar Triëst mislukt echter.

September 1916
De stellingen in het hooggebergte, in het bijzonder in de Ortler, de Adamello en de Marmolata, worden enorm versterkt om voorbereid te zijn op de tweede oorlogswinter. Het komt dikwijls tot hevige gevechten die echter geen van beide partijen winst opleveren.

14 - 18 september 1916
Zevende slag aan de Isonzo.

9 - 12 oktober 1916
Achtste slag aan de Isonzo.

31 oktober - 4 november 1916
Negende slag aan de Isonzo


November 1916
De winter valt vroeg in en in de bergen valt enorm veel sneeuw. Hier en daar zelfs tot zes meter dik! De oorlogshandelingen komen tot stilstand maar er vallen veel doden door ontbering, ziektes en lawines.


22 november 1916
De Oostenrijkse keizer Franz Josef overlijdt in Wenen


Januari 1917
In de enorme sneeuwmassa's valt niet te vechten. Beide partijen verzinnen nieuwe tactieken, zoals tunnels door het ijs om voorraden aan te voeren. Beroemd is het gangenstelsel van de Oostenrijkers in de gletscher van de Marmolada.

12 mei - 5 juni 1917
Tiende slag aan de Isonzo

Circus Maximus

10 - 29 juni 1917
De Ortigara-slag. De 2105 meter hoge Monte Ortigara is stevig in handen van de Oostenrijkers. Het is een strategisch erg belangrijke plek. Na zeer bloedige gevechten lukt het de Italianen de top te veroveren maar de 25e juni heroveren de Oostenrijkers de top weer. Binnen twee weken vallen er rond de top van de berg naar schatting 16.000 doden.
Het lukt de Italianen uiteindelijk niet om het noordelijk deel van de hoogvlakte van Asiago terug te veroveren.

20 - 21 juni 1917
De Italianen veroveren de top van de Lagazuoi bij Cortina d'Ampezzo door de vijandige stellingen te ondermijnen en op te blazen, maar zij kunnen de aanval niet voortzetten

Grande Guerra
Oostenrijks-Hongaarse soldaten in het Ortlermassief.
---
Grande Guerra
Val Gardena.
---


17 augustus - 31 augustus 1917
De elfde slag bij de Isonzo wordt de bloedigste, maar brengt nauwelijks terreinwinst voor de Italianen. De Italiaanse soldaten worden oorlogsmoe en veel van hen weigeren dienst of proberen weg te komen als ze eenmaal aan het front zijn. Deserteurs worden standrechterlijk geëxecuteerd.
Ook de burgerbevolking van Italië en de andere betrokken landen ziet geen heil meer in deze weerzinwekkende slachtpartij die niets oplevert. De soldaten komen dood of verminkt van het front terug, men lijdt honger en er is gebrek aan bijna alles.
Paus Benedictus XV noemt de oorlog een schande voor de mensheid en dringt er voortdurend op aan de strijd te beëindigen en vrede te sluiten.

24 oktober 1917
De twaalfde, en laatste slag aan de Isonzo. Oostenrijks-Duitse troepen vallen de Italiaanse troepen aan bij Bovec (it: Plezzo, D:Flitsch) en Tolmin (I:Tolmino, D:Tolmein). Bij Caporetto (D:Karfreit) lukt het de Oostenrijkers door de Italiaanse linies heen te breken: 300.000 Italianen worden gevangen genomen en nog eens 400.000 Italianen slaan op de vlucht. De Oostenrijkse troepen dringen ver Italië binnen. Hun opmars wordt pas bij de rivier de Piave tot staan gebracht. Generaal Cadorna wordt vervangen door Armando Diaz. In Italië gist het. In Oostenrijk spreekt men van het Wunder von Karfreit.

Grande Guerra
Loopgraven op de Pasubio.
---
Grande Guerra
Oorlogheroiek bij de Piave: "beter een dag te leven als een leeuw, dan 100 jaar als een schaap".
---


1 - 10 november 1917
Door het succesvolle Duits-Oostenrijkse offensief aan de Isonzo, zijn de Italianen gedwongen hun stellingen in de Dolomieten op te geven en zich terug te trekken. Het front verplaatst zich naar de Monte Grappa en de Pasubio. De Italiaanse troepen moeten weer opnieuw georganiseerd en bevoorraad worden.

15 - 22 juni 1918
De Oostenrijkse troepen steken op verschillende punten de Piave over, maar worden na korte tijd weer teruggedrongen.


15 juni - 19 juli 1918
De Monte Cavento (3402 m) in het Adamellogebied komt na een jaar terug in handen van de Oostenrijkers, maar op 19 juli weer door de Italiaanse troepen in bezit genomen. De strijd in het Ortler- en Adamellogebergte wordt steeds heftiger.

23 juni 1918
Slag bij Solstizio aan de Piave (tweede slag bij de Isonzo). Voor het eerst eindigt een slag in het voordeel van de Italianen, die 'slechts' 87.181 man verliezen tegen 118.042 uitgeschakelde militairen bij de Oostenrijkers.
Op het slagveld vallen ruim 20.000 doden.
Vanuit militair oogpunt was het verloop van de oorlog voor Duitsland en Oostenrijk niet slecht. De Oostenrijkse troepen waren opgerukt tot aan de Piave, Rusland had zich teruggetrokken met een aanzienlijk verlies aan territorium, het westelijke front hield stand. Vanuit economisch en humanitair oogpunt zijn beide landen echter niet meer in staat de oorlog nog langer voort te zetten: het platteland is verlaten, het ontbreekt aan alle primaire levensbehoeften en men is zelfs niet meer in staat de voedselvoorziening voor de frontsoldaten in stand te houden.

24 oktober - 4 november
Samen met de geallieerden doen de Italianen een grote aanval bij Vittorio Veneto (slag bij Vittorio Veneto of derde slag bij de Piave). De Kaiserliche und Königliche Soldaten houden met moeite stand. Door het gebrek aan bevoorrading zijn de Duitse en Oostenrijkse troepen echter toch gedwongen zich terug te trekken tot de oude landsgrenzen.

3 november
Italië en Oostenrijk-Hongarije tekenen in Padua de wapenstilstand. Niet iedereen lijkt daar echter van op de hoogte te zijn: de Italiaanse troepen vallen Triëst en Trento binnen en nemen duizenden mensen gevangen.

4 november 1918
De oorlog is beeidigd. Het komt tot een vredesakkoord waarbij Triëst, Istrië en Trentino-Alto Adige aan Italië worden toegewezen.

Gevallenen in de eerste wereldoorlog:
Italiani: 600.000
Fransen: 1.400.000
Duitsers: 1.800.000
Oostenrijkers/Hongaren: 1.300.000
Russen: 1.600.000


© COPYRIGHT 2007 - 2021 BELPAESE.NL N.JONGENEEL


** PLEASE DESCRIBE THIS IMAGE ** Informatie elders op internet

Amiens

Kunst

Niek Jongeneel Photographer

En verder: